De jongen draagt een Afrikaans hemd. Een rood-groen-gele
muts boven op zijn hoofd. Een groene broek met uitlopende pijpen. Een harmonica
– een cadeautje van Walker – puilt in een broekzak. Clarence Nathan is ineens
zijn late adolescentie ingegaan. Onder het hemd popelen spieren. Zijn
adamsappel is groot en steekt flink uit. Zijn schouders maken een bekende zwierige
zwaai. De jongen probeert een Afro-kapsel bij te houden, maar zijn haar valt
meestal snel uit model, hangt dan sluik en zwart op zijn sleutelbeen.
Colum McCann, Het
verre licht, 207