Bij leven en welzijn moet Bernard de Coen (°1965) over een kleine twintig jaar zijn hele bibliotheek hebben uitgelezen. Als hij twintig bladzijden per uur en vijftien uur per week blijft lezen. Maar de kans zit erin dat het tempo strakker wordt, want hij heeft net zijn televisieabonnement opgezegd.
Deze voorspelling is mogelijk omdat De Coens bibliotheek af is. Zo zegt hij het zelf. Er komt geen boek meer bij. De Coen weet perfect wat hij de volgende jaren zal lezen: alle boeken, van de eerste bladzijde tot de laatste, van zijn ‘ideale bibliotheek’. Rigoureus, zonder compromissen, van a tot z. Van Bijbel tot wijngids, van erotisch woordenboek (Pierre Guiraud, 1978) tot Kafka’s Proces.
Vanaf 1988 verzamelde Bernard de Coen de 490 boeken die Bernard Pivot samen met een groep specialisten voorschreef. De roemruchte presentator van druk bekeken culturele programma’s op de Franse televisie onderscheidde in zijn Bilbliothèque idéale binnen de domeinen van literatuur, kunst, religie en enkele menswetenschappen 49 rubrieken waarin hij telkens de 10, 25 en 50 ‘beste’ boeken aanduidde die elke ‘honnête homme’ voor zijn dood móet hebben gelezen. 49 domeinen; de volgeling van Pivots canon mag naar believen zelf een 50ste rubriek opstellen, net zoals hij binnen elk domein zelf het 50ste boek mag aanduiden. Op die manier blijft het speelse en open karakter van de ideale bibliotheek gevrijwaard.
De Coen houdt het liever bij een oefening in discipline. Na zich nauwgezet de tien top-titels van elke rubriek te hebben aangeschaft, is hij ze nu plichtsbewust een voor een aan het lezen. op een uitdraai van zijn zorgvuldig bijgehouden ‘lectuurlijst’ toont een grafiekje het aantal gelezen bladzijden per jaar.
Alles wordt in het Frans gelezen, want zo schrijft Pivot het voor! Dus ook L’Automne du Moyen Age van Huizinga, het enige oorspronkelijk Nederlandstalige boek in de verzameling. geen probleem voor Bernard de Coen, die een Franstalige opvoeding meekreeg en Romaanse filologie studeerde.
De leesvolgorde wordt door het lot bepaald. Uit een fluwelen zakje trekt een onschuldige hand een nummer dat correspondeert met de Pivot-systematiek. Vooraleer het boek in kwestie uit is, wordt er niet aan een ander begonnen. In de uitgelezen boeken wordt het jaar gestempeld waarin de klus is geklaard.
Aan de Bijbel, die hij net uit heeft, heeft De Coen tot nog toe het meeste genoegen beleefd. Op dit ogenblik werkt hij zich door het lijvige Histoire de France van Michelet. Ik krijg de eer om het volgende boek uit te loten: het wordt een stripverhaal uit 1934 van Milton Caniff, Terry et les pirates.
En zo zal het voortgaan tot en met het 490ste boek. Wat dan? ‘Als ik er zelf nog iets aan toe te voegen heb, begin ik zelf te schrijven. Zo niet kan ik beginnen aan het corpus van de telkens 25 beste titels. Als ik te vroeg zou sterven, kom ik hier spoken.’
De Coen heeft heel zijn jonge leven gelezen. Het begon met Pietje Puk en met de bibliothèque verte en de bibliothèque rose, bekend bij de meeste Franstalige jongeren. Tijdens de studies bleef de lectuur meestal beperkt tot samenvattingen: ‘Je moet op examens spreken over boeken die je niet hebt gelezen tegen een prof die weet dat je die boeken niet hebt gelezen. Absurd.’
Na de studies kwam er eindelijk meer tijd vrij. Maar waar te beginnen? ‘In Frankrijk alleen al verschijnen er jaarlijks 15.000 boeken. Ik moest die stortvloed een halt toeroepen. Pivot bood het moratorium waar ik nood aan had. In zijn canon zag ik ook een mogelijkheid om mijn humanistisch ideaal van homo universalis te verwezenlijken. Ik wil van alles het essentiële weten. Overdreven specialisatie maakt trouwens communicatie onmogelijk.’
Hoewel hij geen bezwaar aantekent wanneer ik zijn bezigheid lichtelijk escapistisch noem, vindt De Coen communicatie belangrijk. Hij is – ‘als een echte Kafka’ – vertaler-revisor op de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekeringen, maar zou liever zijn beroep van leraar uitoefenen. Nu geeft hij wat Spaanse les in de Leuvense gevangenis.
‘Vermeld mijn adres maar, de mensen mogen een bezoek aan mijn bibliotheek komen brengen.’ Schrik voor ongenode gasten hoeft Leuvenaar De Coen in zijn huis, Vlamingenstraat 66, niet te hebben. Bibliofilie is hem vreemd, de inhoud primeert op de verpakking.
Hij wijst naar zijn boekenkast. ‘Die mensen hebben dat toch in de eerste plaats geschreven om gelézen te worden?’
Toch heeft hij enkele van zijn boeken slechts met de grootste moeite kunnen verwerven. Niet alle door Pivot opgegeven titels zijn immers courant verkrijgbaar. De Coen is zelfs in de Bibliothèque Nationale in Parijs enkele werken gaan kopiëren, Terres de Canudos (1902) van de Braziliaan Euclides da Cunha bijvoorbeeld.
Op die manier bleef het verzamelen betaalbaar. De Coen kocht meestal tweedehands. Hij toont Belle du seigneur van Albert Cohen. ‘1000 frank voor evenveel bladzijden. Omgerekend kost lezen mij 20 frank per uur. Ga daar maar eens voor snookeren!’
Het rigoureuze en door toeval gestuurde leesprogramma leidt soms tot ascetische toestanden. ‘De Critique de la raison pure van Kant heb ik van de eerste zin tot de laatste gelezen, hoewel ik er geen snars van snapte. Maar goed, het móet gelezen worden, nietwaar? Á quelque chose tout malheur est bon. Zonder dit systeem zou ik wellicht helemaal niets lezen.’ In De Coens bibliotheek wachten ook enkele dictionnaires op lectuur!
De Coens voorkeur gaat uit naar de achttiende eeuw. ‘Toen was de maatschappij op haar best. De Franse Revolutie heeft monsters gebaard.’ Hij houdt ook de idealen uit de vroege middeleeuwen voor ogen: eergevoel, gewetensvolheid, loyauteit, moed, bescherming van de zwakken. Op een zelf ontworpen wapenschild etaleert hij zijn persoonlijke waarden in de vorm van een sirene, een ganzenveer, een harp en – uiteraard – een openliggend boek.