maandag 19 april 2021

logboek 7

210418

Gisteren en de voorbije dagen heb ik veel en vaak naar de Classics 1000 op Radio 1 geluisterd. Over selectie en keuze moet ik het niet hebben. Ik ben uiteraard teleurgesteld. Iedereen moet dat zijn want geef toe, wie wil samenvallen met het statistisch gemiddelde en de gecanoniseerde voorkeur? Over het algemeen vond ik het leuk, al die toch wel vaak zeer goede muziek nog eens te horen, en dat in een aangename afwisseling van talen en genres, van kleinkunst tot hardrock, van jazzy deuntjes uit minder complexe tijden tot grimmige grunge, van chanson tot elektronische beats, van Beatles tot Stones, van The Doors op 1000 tot Pink Floyd op 21, 3 en 1. Van Ilse Liebens tot Evert Venema. Ja, laat mij het dan maar even over de presentatie hebben. Want ik heb mij meer dan wenselijk was geërgerd. Interessante weetjes en leuke praatjes, dat wel. Maar op den duur begon het gegibber en geginnegap en het speels elkaar opgeilen me toch enigszins te irriteren. Dat presentatoren hun werk graag doen en een zeker beroepsplezier uitstralen, daarover ga je me niet horen klagen. Maar ze vergeten toch iets te vaak dat ze een paar honderdduizend mensen aan het toespreken zijn, en dat die niet altijd gediend zijn van hun gegiechel en onprofessioneel gezwets. Het is trouwens een trend, dat al te vertrouwelijke onderlinge gepingpong. Je hebt het bijvoorbeeld ook in het toch wel serieus bedoelde actualiteitsprogramma De Ochtend, waar vooral Xavier Taveirne uitblinkt in het genre. Ik betwijfel of de door hem met ‘Bene’ aangesproken Benedikte Coussement altijd van zijn grapjes gediend is. Neen, wat meer ernst en waardigheid, dat zou best wel mogen. En hoe zou het nog zijn, overigens, met Chris Van den Abeele? Die lijkt wel van de aardbodem verdwenen. Niet dat ik hem mis, hoor! En zijn humor nog minder. (Als ik het goed begrepen heb, heeft hij nu een soort van speelplaats-voor-zijn-eigen na middernacht, met een muziekprogramma waarin hij zich amuseert met letterlijk vertaalde citaten uit de liedjes.) * Gisteren deed P. een beroep op mijn schrijfkwaliteit, zoals indertijd mensen voor geschreven documenten zich tot de enige gealfabetiseerde van het dorp konden wenden. P.’s schoonmoeder wordt honderd jaar en aangezien die vrouw geen boodschap meer heeft aan materiële cadeaus, besloten haar nakomelingen om honderd getuigenissen te verzamelen, honderd versies-in-een-notendop van haar leven, die dan tijdens het feest aan haar zouden worden voorgelezen. ‘Coronaproof’, uiteraard, enzoverder enzovoort. Maar goed, P. was dus een van die honderd en zat, mede door tijdnood, in de knoop. Ik hielp hem graag, maar moest toch een paar gegevens en kernwoorden hebben om mijn tekstje op te baseren. En die kreeg ik. Genoeg voor een heel boek. Mevrouw X werd honderd jaar geleden in Duitsland geboren. Ze maakte dus nog het naziregime mee. Daardoor kon ze niet de kunstenares worden die ze had willen worden. Ze ‘mocht’ kiezen tussen een baan bij de Luftwaffe en een job als verpleegster. Ze werd verpleegster in Berlijn. Daar verzorgde ze onder meer de vrouw van Hermann Hesse, die ze zelf ook de hand schudde. (Amper twee personen tussen mij en de auteur van De Steppenwolf!) X vond Hesse een ‘zeer voorname heer’. Dan volgde de vlucht naar België. Het huwelijk. De piano wordt niet meer bespeeld, maar moet nog elk jaar gestemd. Duitse Grundlichkeit. X is streng maar rechtvaardig. Ze volgt nog altijd de politiek. Misschien moeten we haar maar eens vragen of er parallellen te trekken zijn met de jaren dertig. * Tot de orde geroepen door de televisiedocumentaire over Johan Anthierens, getroost ik me nu eindelijk de moeite om me te verdiepen in zijn werk dat mij hier in de al geruime tijd geleden aangeschafte verzamelboeken Ooggetuige en Leve mij ter beschikking staat. Ik heb het altijd van mij afgeschoven vanuit een vooroordeel dat ik baseerde op zeer lang geleden gelezen teksten en dat ik nu bevestigd weet. En dat vooroordeel luidt: inhoudelijk mag Anthierens nagels met koppen hebben geslagen, in stilistisch opzicht is hij niet mijn beste vriend. Getuige daarvan volgend citaat uit Ooggetuige, het gaat om een beschouwing bij de aanwezigheid van – toenmalig (1983) – Agalev in de actualiteitsprogramma’s van – toen nog – de BRT. Het gaat als volgt: ‘Als het [over kernwapens] gaat, zijn de groenen er als de maïskippen bij en ze hebben daarin ook al een haantje-de-voorste-rol gespeeld.’ (69) *