zondag 3 mei 2020

LVO 173



Een bijzonder item in het boekenkastje met de glazen schuifdeuren was de – toen nog – driedelige Pléiade-editie van A la recherche du temps perdu van Marcel Proust.
Ik wist nog niet dat er in Frankrijk een boekenreeks bestond met bijzonder fraai en uniform vormgegeven meesterwerken waarvan het bezit beslist statusverhogend was – boeken met imitatielederen kaft, leeslint en eigen lettertype met schreven en ligaturen, gedrukt op de Brugse (!) persen van de imprimerie Sainte-Catherine waar ook bijbels en missalen werden vervaardigd. En behalve dat Marcel Proust een kluchtige naam had, wist ik niets van deze schrijver die later, veel later, zo belangrijk voor mij zou worden. Maar de titel van het boek, horizontaal aangebracht op de rug, met daaronder een I, II respectievelijk III – ja, die titel intrigeerde mij wel. Soms hoorde ik mijn vader tijdens een gesprek (met de kanunnik of met mijnheer Germain Vanryssel of met Grietje) bij wijze van boutade zuchten: A la recherche du temps perdu! Ik verstond heus wel genoeg Frans om te begrijpen dat hij daarmee bedoelde dat hij het over een tijd had die definitief voorbij was en die nooit zou terugkomen, maar ik besefte nog niet dat hij in diezelfde verzuchting meteen ook zijn frustratie uitte omdat hij nooit bij machte zou zijn om uit wat voorbij of verloren was wijze lessen te trekken en om ook uit de weemoed die daar het gevolg van was iets moois te puren. Overigens zei mijn vader ook wel eens, met eenzelfde tonaliteit: Où sont les neiges d'antan? – maar dat was een zinnetje dat ik toen nog niet begreep.
Ik zag mijn vader nooit lezen in deze boekdelen. Soms nam ik ze zelf eens ter hand, gewoon omwille van het tactiele genot. Ik bladerde graag in dat missaalpapier, dun als de Rizzla-vloeitjes waarmee ik in die tijd mijn eerste sigaretten probeerde te rollen. Ik deed dat uiteraard enkel wanneer mijn vader niet thuis was want ik had zo het idee dat hij het niet zou toelaten. Ik vermeed zorgvuldig het papier te kreuken want ik wist wel zeker dat mijn vader uit de vele honderden bladzijden onfeilbaar die ene bladzijde zou vinden die ik zou hebben beschadigd en dat hij vervolgens uiteraard meteen mij als schuldige zou aanwijzen. Lezen in dit boek deed ik niet, de gedachte kwam zelfs niet in me op het te proberen. (Mocht ik dat wél hebben gedaan, besef ik nu, dan zou ik uiteraard nooit verder dan de eerste zin zijn geraakt, wat zeg ik, dan de eerste woorden in die eerste zin...) Maar ik vatte wel het idee op dat dit boek, dat mij op de een of andere, subliminale en in elk geval behoorlijk onnaspeurbare, zeer onrechtstreekse, nog aftastende en weifelende manier leek te willen duidelijk maken hoe belangrijk het was, ooit in mijn bezit zou komen.
Maar zover was het nog lang niet.




(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2