Een bijzonder item in het boekenkastje met de glazen schuifdeuren
was de – toen nog – driedelige Pléiade-editie van A la recherche du temps perdu van Marcel Proust.
Ik wist nog niet dat er in Frankrijk een boekenreeks bestond met
bijzonder fraai en uniform vormgegeven meesterwerken waarvan het bezit beslist
statusverhogend was – boeken met imitatielederen kaft, leeslint en eigen
lettertype met schreven en ligaturen, gedrukt op de Brugse (!) persen van de imprimerie
Sainte-Catherine waar ook bijbels en missalen werden vervaardigd. En
behalve dat Marcel Proust een kluchtige naam had, wist ik niets van deze
schrijver die later, veel later, zo belangrijk voor mij zou worden. Maar de
titel van het boek, horizontaal aangebracht op de rug, met daaronder een I, II
respectievelijk III – ja, die titel intrigeerde mij wel. Soms hoorde ik mijn
vader tijdens een gesprek (met de kanunnik of met mijnheer Germain Vanryssel of
met Grietje) bij wijze van boutade zuchten: A
la recherche du temps perdu! Ik verstond heus wel genoeg Frans om te
begrijpen dat hij daarmee bedoelde dat hij het over een tijd had die definitief
voorbij was en die nooit zou terugkomen, maar ik besefte nog niet dat hij in
diezelfde verzuchting meteen ook zijn frustratie uitte omdat hij nooit bij
machte zou zijn om uit wat voorbij of verloren was wijze lessen te trekken en
om ook uit de weemoed die daar het gevolg van was iets moois te puren.
Overigens zei mijn vader ook wel eens, met eenzelfde tonaliteit: Où sont les neiges d'antan? – maar dat
was een zinnetje dat ik toen nog niet
begreep.
Ik zag mijn vader nooit lezen in deze boekdelen. Soms nam ik ze
zelf eens ter hand, gewoon omwille van het tactiele genot. Ik bladerde graag in
dat missaalpapier, dun als de Rizzla-vloeitjes waarmee ik in die tijd mijn
eerste sigaretten probeerde te rollen. Ik deed dat uiteraard enkel wanneer mijn
vader niet thuis was want ik had zo het idee dat hij het niet zou toelaten. Ik
vermeed zorgvuldig het papier te kreuken want ik wist wel zeker dat mijn vader
uit de vele honderden bladzijden onfeilbaar die ene bladzijde zou vinden die ik
zou hebben beschadigd en dat hij vervolgens uiteraard meteen mij als schuldige
zou aanwijzen. Lezen in dit boek deed ik niet, de gedachte kwam zelfs niet in
me op het te proberen. (Mocht ik dat wél hebben gedaan, besef ik nu, dan zou ik
uiteraard nooit verder dan de eerste zin zijn geraakt, wat zeg ik, dan de
eerste woorden in die eerste zin...) Maar ik vatte wel het idee op dat dit
boek, dat mij op de een of andere, subliminale en in elk geval behoorlijk
onnaspeurbare, zeer onrechtstreekse, nog aftastende en weifelende manier leek
te willen duidelijk maken hoe belangrijk het was, ooit in mijn bezit zou komen.
Maar zover was het nog lang niet.
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2