vrijdag 19 oktober 2018

wolken 3012-3037


wolkenfragmenten uit Günter Grass, De blikken trommel

3012
Zij beschreven mijn grootvader als enorm rijk en eenzaam: in een wolkenkrabber zat hij achter een reusachtig bureau, ringen met gloedvolle stenen aan alle vingers, of hij drilde zijn lijfwacht die brandweeruniformen droeg, Poolse liederen kon zingen en Feniksgarde heette. (43)

3013
‘Schrijf door, Oskar, doe het voor je steenrijke maar uiterst vermoeide grootvader Koljaitsjek, die in Buffalo USA een houthandel bestuurt en die in zijn wolkenkrabber met lucifers speelt!’ (47)

3014
Helder tot bewolkt. Lichte buien in de middag. (91)

3015
Steeds nieuwe wolken emigreerden van het noordwesten naar het zuidoosten alsof die richting de wolken iets speciaals te bieden had. Ik klemde mijn trommel, die tot nog toe geen slag lang aan emigreren had gedacht, tussen mijn knieën en het vak van de schoolbank. De voor de rug bestemde leuning gaf steun aan Oskars achterhoofd. Achter mij snaterden, brulden, lachten, huilden en rumoerden mijn zogenaamde medescholieren. Er werd naar mij gegooid met propjes papier, maar ik draaide mij niet om, vond de doelbewuste wolken veel esthetischer dan de aanblik van een horde grimassen trekkende, compleet hysterische vlegels. (104)

3016
Om volstrekt eerlijk te zijn: Oskar had het helemaal niet nodig gevonden om komende gebeurtenissen af te wachten; hij had immers geen afleiding nodig, wachtte dus niet maar zat met zijn trommel tegen zich aan in de schoolbank en vermaakte zich met de wolken achter, of liever voor de paasbest gepoetste ramen van de klas. (105)

3017
Mij losrukkend van de wolken, die klaarblijkelijk vrij van school hadden, sprong ik op, tork met één greep de stokken van onder mijn bretels en trommelde luid en nadrukkelijk de maat van het lied. (105-106)

3018
Daarbij heb je je bij al je ten halfbewolkte hemel schreiende onwetendheid voorgenomen deze roosterschool nooit weer te betreden. (113)

3019
O heilige botercrème, o met poedersuiker bestrooide, heldere tot bewolkte zondagmiddag! (151)

3020
Tegen de avond gaf een verfrissend onweer met wolkbreuk en prachtig trommelende hagel een langere voorstelling. (169)

3021
(…) toen Jan mij door het portiek van de Heilige-Hartkerk naar buiten droeg waar bij een zonnige tot lichtbewolkte hemel de taxi stond te wachten, vroeg ik de duivel in mij: ‘Alles goed doorstaan?’ (189)

3022
Op het bord met de weersverwachting stonden nog krijtstrepen van het vorige jaar: Lucht: twintig; Water: zeventien; Wind: noordoost; Vooruitzichten: helder tot bewolkt. (204)

3023
Een heldere tot bewolkte septemberdag, de zon bestreek alles met oud goud, alles ragfijn en gevoelig en toch hardhorig. (322)

3024
Dan liever de blik door het open raam gericht en opwaarts: daar bromden ze, de dikke Ju 52, zoals alleen maar driemotorige vliegtuigen of hele dikke vliegen in een onbewolkte julihemel kunnen brommen. (373)

3025
Water: achttien; lucht: zesentwintig; Wind: oost – verwachting: onbewolkt, stond op het zwarte bord naast het aanplakbiljet van de vereniging tot het redden van mensenlevens, waarop naast onbeholpen ouderwetse tekeningen aanwijzingen stonden voor pogingen tot wederopwekking van levensgeesten. (373-374)

3026
Na een verregende augustus liet de zomer zien wat hij kon; zijn verlate prestaties stonden te lezen op het bord naast het aanplakbiljet van de vereniging tot het redden van mensenlevens dat tegen het hokje van de badmeester was gespijkerd: Lucht: 29 – water: 20 – wind: zuidoost – voorspelling: onbewolkt. (378)

3027
Van tijd tot tijd verschool de maan zich achter een wolk. (511)

3028
Ik wachtte tot de maan tussen twee wolken weer te voorschijn kwam (…) (514)

3029
Een maannacht, licht bewolkt. (518)

3030
Men kon de motoren zo duidelijk horen omdat het eind februari, begin maart was. Alleen bij de zon waren enkele wolkjes en verkleurden langzaam. De bommenwerpers vlogen naar Hela of kwamen juist van Hela terug, waar nog de resten van het tweede leger vochten.
Het weer en het vliegtuiggebrom maakten mij droevig. Er is niets dat zulk een verveling opwekt als een wolkeloze maarthemel met het nu eens harde dan weer wegstervende gebrom van vliegtuigen. (565)

3031
De zon daalde met haar opgeblazen wolkjes op de Turmberg bij Zoppot neer. (572)

3032
Helder tot bewolkt was het en er woei een westenwind. (589)

3033
Maar ik verdiende goed, werd met respect behandeld, stond iedere dag zes uur op de draaischijf en werd de ene keer met het gezicht naar de altijd verstopte wasbak, de andere keer met mijn neus naar de grijze, hemelsblauwe of lichtbewolkte atelierramen gedraaid, soms ook tegen een kamerscherm en gaf expressie weg die mij per uur een mark tachtig opleverde. (651)

3034
De kerel liet de paardekop op de pier liggen en onmiddellijk daarna was het beest wit en schreeuwde. Maar schreeuwde niet zoals paarden schreeuwen, eerder zoals een wolk schreeuwt die wit is en luid en vraatzuchtig een paardekop verbergt. (697-698)

3035
Met een starre en verbaasde blik lag hij naar de voor driekwart bewolkte hemel te kijken. (756)

3036
(…) op dat moment brak een bijna volle en maar heel weinig afgeplatte maan de wolken open en liet de wolkeranden metaalachtig glinsteren als de getande rand van een conservenblik (…) (809)

3037
Het was volop dag, bewolkt tot helder, en ik zei tegen mezelf: Oskar, blijf niet bij deze koe, hoe hemels zij jou ook aankijkt, hoe vlijtig zij ook met haar ruwe tong je geheugen in slaap sust. (813)