Bekijk eerst, alvorens verder te lezen, de foto. (Klik op de foto om hem groter te maken.)
Goed, u hebt nu de foto bekeken? In welke volgorde en
in welke richting hebt u de foto gelézen? Wat zag u het eerst, en wat zag u
daarna? En hebt u relaties ontdekt tussen de verschillende zaken die u hebt
gezien?
We lézen inderdaad foto’s. Voor onze ogen bevindt zich
een vlak, dat met verschillende elementen is opgevuld. De foto is een
compositie van grijstinten of kleuren, met inhoudelijke aspecten. Al die
elementen vragen op een verschillende manier onze aandacht, zij spreken ons
allemaal anders toe. Samen vormen zij een koor van stemmen. Een goede foto
zingt eendrachtig, harmonieus.
Maar het ene element roept al harder dan het andere.
Er is er een, of er zijn er hooguit twee of drie, die in het koor het luidst zingen.
Zij trekken onze blik naar zich toe. Daar begint onze lectuur van de foto. En
vervolgens volgt onze blik een leesrichting. De links-rechtsrichting is
wellicht, onder invloed van de manier waarop wij teksten lezen, dominant – maar
dat hoeft niet altijd zo te zijn. Het zijn uiteindelijk de in de foto uitgezette
aandachtslijnen die de leesrichting zullen bepalen.
In welke volgorde en in welke richting hebt u deze
foto gelezen? Waar is uw lectuur begonnen? Velen zullen zeggen: bij de ogen van
de kale man op de kappersstoel. Anderen zullen begonnen zijn bij de ogen van de
jongeman op de in de kapperszaak opgehangen foto. Deze twee figuren – een echt
aanwezig zijnde man en een gefotografeerde jongeman – kijken op een
verschillende manier. De jongeman kijkt met de vorsende machoblik van het
model. De kale man kijkt op, verrast en vrolijk. Hij ziet, in tegenstelling tot
de jongeman (die niets ziet), dat hij wordt gefotografeerd. Het contrast tussen
beide blikken, maar ook tussen de weelderige haardos van de jongeman en het
kale voorhoofd van de man in de kappersstoel, roepen een humoristische spanning
op. Overigens is het op zich al grappig: een kale man bij de kapper. Nu zien
wij helemaal in de linkerbovenhoek van de foto – en onze ogen worden geleid
door een koppel handen en onderarmen – het hoofd van de kapper. Die heeft
misschien net iets gezegd wat de vrolijke blik van de man op de kappersstoel
verklaart. We beginnen nu de foto op zijn geheel te zien. We krijgen inzicht in
de ruimtelijke situatie: hoe die ruimte in elkaar steekt. We zien een
weerspiegeling, en helemaal rechts een deel van het raam. Tussen fotograaf en
gefotografeerde bevond zich dus een ruit. En dan, ja dan pas, zien we in de
linkerbenedenhoek een vierde hoofd. Nog een man, wellicht wachtend op zijn
beurt om ook onder de schaar te gaan. We zien zijn oor, wellicht heeft hij
gehoord wat de kale man doet lachen. Dat brengt die drie mannen samen. Nu valt
de foto uiteen in twee helften, de middellijn wordt gevormd door de linkerrand
van de affiche. Rechts de affiche met het grote hoofd van de jongeman, links
drie hoofden: achterkant, zijkant, frontaal. De man die wordt gekapt glimlacht
wellicht niet naar de fotograaf, en via de fotograaf naar ons – daarvoor is hij
te verrast. Maar op de een of andere manier doet hij dat wel, nu al jaren – zo
ervaar ik het toch want telkens ik deze foto zie slaat er iets van die
vrolijkheid op mij over. En dat overslaan gebeurt langs een ándere
aandachtslijn, een lijn die, parallel maar nu in de omgekeerde richting, tussen
mijn ogen en deze foto gespannen wordt door de glimlach van die kale man.
? (F) – 060802