Tweemaal gekeken naar Hiroshima
mon amour van Alain Resnais (1959), met aansluitend (op dezelfde dvd), de
documentaire Hiroshima ou le temps d’un
retour van Luc Lagier. En nu ben ik Marguerite Duras aan het lezen. Zij
schreef het scenario en de dialogen.
Ik vermoed dat er een halve bibliotheek is volgeschreven
over de film van Resnais en het werk van Duras en ik ben dan ook niet van plan
daar veel aan toe te voegen. Het is van die cinefiele cinema, art for art’s sake, die gemaakt lijkt om
commentaar uit te lokken. (Er wordt overigens geen sake gedronken in deze film,
wel Japans fluitjesbier.) Elk woord, elk gebaar, elke belichting is zo
uitdrukkelijk gearticuleerd en symbolisch geladen, dat er maar weinig spontaans
en vloeiends in overblijft. Hiroshima mon
amour is – met al zijn flashbacks, montages, herhalingen… – maakwerk dat zich
er niet voor geneert maakwerk te zijn. Een kunstfilm,
zoals dat dan heet.
Maar daarom niet minder mooi.
Hiroshima mon amour
gaat over de onmogelijkheid om over de atoomaanval op Hiroshima een film te
maken – en bij uitbreiding om over de liefde een film te maken, ja zelfs: om de
liefde te beléven. Of juister, om de liefde een tweede keer, voorbij de
onschuld, te beleven. En de schuld bestaat er dan in dat zelfs de eerste keer,
hoe hevig en ingrijpend en écht ook die moge geweest zijn, niet voor de
vergetelheid kan worden behoed – zoals zelfs een onbeschrijfelijke ramp als de
atoombom op Hiroshima niets anders dan de vergetelheid wacht. (En ook gedoemd
is om een tweede keer te gebeuren: drie dagen na Hiroshima was er Nagasaki, dat
trouwens al veel meer wordt vergeten omdat die stad niet als eerste aan de
beurt kwam.)
De illusie van de liefde is dat ze ten onrechte denkt
onvergetelijk te zijn. En daarin lijkt ze op een catastrofe als Hiroshima.
Resnais begint zijn onmogelijke film met documentaire beelden. Hoe zou het anders kunnen? Tu n’as rien vu à Hiroshima, laat Duras haar mannelijke hoofdpersonage tot zijn tegenspeelster zeggen, maar het is duidelijk dat ze met die openingszin ook zichzelf toespreekt. We zien historische opnames van slachtoffers die de ramp overleefden. Brandwonden, verminkte lichamen, haaruitval. Daarna volgen gespeelde scènes met wanhopige ‘slachtoffers’ die gezamenlijk wachten op hulp of die van onder het puin tevoorschijn kruipen. Hier wordt opzichtig theatraal geacteerd. Je kúnt zoiets gewoon niet spelen. Zoals het museum van Hiroshima reconstitutions toont, faute d’autre chose. De wormen en mieren die ‘na twee dagen reeds’ (Duras) uit de as naar boven komen, acteren niet. Een hele vangst van radioactieve tonijnen moet worden vernietigd.
Twee personages: ‘Lui’ en ‘Elle’ (ze krijgen geen naam). ‘Lui’
is een Japanse architect (Eiji Okada), ‘Elle’ een Franse actrice (Emmanuelle
Riva), die, in de film van Resnais, in Hiroshima een bijrolletje speelt als
verpleegster in een ‘internationale vredesfilm’. Cinema wordt ingezet om een mémoire te creëren, tegen het vergeten,
opdat het niet meer zou gebeuren. (Maar het zál nog gebeuren, en het zál
vergeten worden.)
Een Japanse man en een Franse vrouw ontmoeten elkaar. De
ongeschondenheid van hun lichamen in de openingsscène (een esthetisch gefilmde
vrijpartij waarbij we enkel schouders, armen en handen te zien krijgen die
afwisselend met as en water (zweet?) worden bedekt), steekt brutaal af tegen de
beelden van de verminkte en verbrande inwoners van de weggebombardeerde stad.
Een architect en een verpleegster: niet toevallig die
beroepen. Natuurlijk niet.
Er ontstaat een relatie. Zij doet het voor de seks, hij
wordt verliefd. Maar die intensiteit kan zij niet beantwoorden: tijdens de
oorlog heeft zij de liefde van haar leven gekend. Nu kan ze enkel zeggen: Tu me plais. Quel événement (want ze
had het niet meer verwacht). De grote
liefde komt nooit terug, net zoals Hiroshima, dat intussen (1959) al in grote
mate en op vrij steriele en haastige wijze is heropgebouwd, nooit meer dezelfde
stad zal zijn.
Jammer genoeg voor de Franse actrice was haar oorlogsromance
er een met een Duitse soldaat. Dat werd haar zwaar aangerekend. Het haar speelt
een belangrijke rol: uitbundig lang volgens de mode van die tijd tijdens de verboden
affaire in Nevers, slordig afgeknipt tijdens de repressie, zorgvuldig gecoiffeerd
twaalf jaar later in Hiroshima. En daartegenover, bewaard in het museum van
Hiroshima: Des chevelures anonymes que
les femmes de Hiroshima retrouvaient tout entières tombées le matin, au réveil.
Andere motieven om in de gaten te houden: de verzengende
zon van Japan versus het grijze weer in Frankrijk (behalve op 6 augustus 1945,
toen het zomerde in Parijs, zoals de architect schamper opmerkt); de rivieren
Ota en Loire, uiteraard symbolen van de vliedende tijd en de vergetelheid; het
met de vingers krabben aan de kerkermuur en aan de gave schouders.
De architect is blij wanneer hij hoort dat hij nu de
enige is die haar verhaal kent: zij heeft het voor het eerst verteld. Dat
brengt haar ook genezing: l’histoire est
devenue racontable. Marguerite Duras en Alain Resnais hebben dat
voortreffelijk gedaan, het resultaat is zestig jaar later nog altijd memorabel.