Wisława Szymborska, Bloemlezing
(samengesteld door Jeannine Vereecken), 221
ǁ
Men begon de uien te schillen. Zeven schillen heeft een
ui, beweert men. De dames en heren schilden de uien met de keukenmessen. Zij
ontdeden de uien van de eerste, derde, blonde, goudgele, roestbruine, of beter:
uikleurige schil en schilden tot de uien glasachtig, bleekgroen, vochtig en
kleverig nat werden en roken, naar uien roken (…)
Günter Grass, De
blikken trommel, 739