maandag 1 oktober 2018

afscheid van mijn digitaal bestaan 87


voor deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn verschenen

26 maart 2006

AMSTERDAM

‘Wat zegt jou Amsterdam?’

‘Het Zoutsteegje. Ik heb daar Harry Mulisch gezien, hij kwam uit het Vondelpark. En dat je daar zo lekker Indonesisch kunt eten. En dat de mensen er zo vriendelijk waren. Zó vriendelijk.’

‘Weet je nog iets over de keren dat je er was?’

‘Dat er daar een Hotel Krasnapolsky is. En dat al die schrijvers er altijd bezig zijn over de Bar Américain. Dat ze daar in elk interview over zagen. En het huis van Anne Frank. Toen ik kind was, durfde ik er niet binnen omdat ik overtuigd was dat er nog Duitsers waren. Het was net als in dat Chinees restaurant, ook in Amsterdam, toen ze een gordijn dichttrokken rond onze tafel. Ik zag dat mijn ouders zich daarover geen zorgen maakten, ik zat daar alleen met mijn angst en durfde niets te zeggen. Iedereen heeft toch zo’n tijd in z’n leven dat je van alles bang bent. Dat gaat voorbij, in die tijd zelf besefte ik het al, dat daarmee niet te leven viel… Mijn vader vond die hippies zo vriendelijk, zo hoffelijk… En jouw Amsterdam, wat is dat?’

‘Dat ik er ooit eens logeerde bij een vriend in een appartement aan het Roelof Hartplein, je weet wel, waar die dichter uit het raam stapte, hoe heette hij ook weer? En een politiecontrole van mijn auto, bij het buitenrijden van de Walletjes waar ie de hele dag geparkeerd had gestaan. Je verlaat dat Sodom en Gomorra, en als brave borst word je gecontroleerd. Die auto was net opnieuw gespoten, dat hadden ze gezien en ze vertrouwden het niet. Of was het de Belgische nummerplaat? Een optreden van Paul Van Vliet in Carré. Een rommelmarkt bij de Graanmarkt. Op zoek naar een boek in de Bijenkorf… Jan Arends heette hij.’

‘Wie?’

‘Wel, die dichter die uit het raam stapte aan het Roelof Hartplein. Ken je hem niet, hij schreef van die kale gedichten. Verticale gedichten. Het staat mij voor dat het altijd regent in Amsterdam. Iedere keer dat ik er was, misschien nog maar een keer of vier, vijf, was het geen te best weer. Eigenlijk regent het altijd als ik in Nederland kom. Neen, niet altijd, maar toch dikwijls. Het kan toeval zijn, dat moet je niet uitsluiten.’