Toevallig L’homme
qui aimait les femmes (1977) van Truffaut en Une nouvelle amie (2014) van Ozon onmiddellijk na elkaar gezien. Zo
was het natuurlijk onmogelijk om Ozons citaat niet te zien: hij laat zijn protagonist precies hetzelfde lot
treffen als Truffaut deed in zijn film. Tot in de vormgelijkenissen toe
(standpunt, rijrichting van het aansnellende voertuig…) verwijst Ozon in die
scène naar zijn grote leermeester: een hommage.
L’homme qui aimait…
zag ik als een intelligente zedenschets. Of beter: psychologische studie.
Bertrand (Charles Denner), een vrijgezel van vooraan in de vijftig, rijgt zijn veroveringen
aan elkaar. Seks zonder liefde en uit verveling: het blijkt een heilloze
onderneming. Het is niet donjuanesk of casanova-achtig, het is gewoon
onvolwassen. Wanneer blijkt dat Bertrand de namen van zijn
slachtoffers/partners niet meer onthoudt, besluit hij een boek te schrijven over
zijn avonturen. Op die manier slaagt hij er in om er toch nog iets zinvols van
te maken. Truffaut toont mooi aan dat je dergelijke boeken best niet te
letterlijk neemt en dat iedereen de regie van zijn eigen autobiografie in de
hand houdt, wanneer hij Bertrand in de drukkerij door een typiste die zijn
manuscript in zetsel (1977!) omzet nog snel de kleur van een jurk laat veranderen. Uiteindelijk loopt deze komedie nog tragisch af. Bertrands
uitgeefster Geneviève (Brigitte Fossey), de enige overigens die in de waarde
van zijn manuscript gelooft (en er de titel voor bedenkt: L’homme qui aimait les femmes - waarmee Truffaut iets autobiografisch binnensluist), wordt verliefd op hem. Bertrand
beantwoordt deze liefde, maar kan het niet laten om toch nog naar andere
vrouwen om te kijken. Dit wordt hem fataal. De slotscène sluit aan bij de
opening van de film: we zien op de begraafplaats een stoet van vrouwen.
Geneviève kijkt van op een afstand toe en stelt zich bij elke vrouw die bij het
open graf van Bertrand een laatste groet uitbrengt enkele voor de hand liggende
vragen.
François Ozon laat dus weten waar hij de mosterd haalt.
Zijn film, bijna veertig jaar later gemaakt, gaat ook over de liefde maar
belicht uiteraard op zijn beurt eigentijdse facetten. Waar Truffaut een
commentaar gaf op promiscuïteit en de zogenaamde vrije liefde van zijn tijd (hij
laat zijn personages hun persoonlijke vrijheid expliciet claimen als
verantwoording voor de beslissingen en keuzes die zij maken – maar ze worden er
niet bepaald gelukkiger van), daar heeft Ozon het over genderkwesties, die in
de jaren zestig en zeventig duidelijk nog niet zo aan de orde waren. De manier
waarop Ozon deze kwesties aankaart, is meesterlijk. Hij slaagt er werkelijk in
om aan te tonen dat het in de eerste plaats om de authenticiteit van de
gevoelens gaat, ongeacht welk geslacht of welke voorkeur de personen hebben. We
zien in de travestiet op den duur écht een vrouw, en we storen ons niet aan
personages die nu eens op mannen en dan toch weer op vrouwen vallen. Hun
gevoelens zijn echt, en dat is het waar het om draait. Op die manier sluit Ozon
zich aan bij Truffaut, want het is duidelijk dat de leermeester ook al vond dat
zijn Bertrand beter wat meer oog had gehad voor de kans die zijn uitgeefster
hem bood.
Waarbij we uiteraard niet over het hoofd mogen zien dat
het uitgerekend een uitgeefster is die hem die kans biedt: Truffaut
weet dat creativiteit een uitstekende afleider is voor seksuele energie.