Op de eerste foto zien we een man de Mont Ventoux opfietsen.
Door hem relatief klein in de rechterbovenhoek van het beeld te vatten, geeft
de fotograaf aan dat voor hem het landschap belangrijker is. Niet de inspanning
van deze eenzame fietser, maar de afgelegde weg tussen de laagvlakte linksonder
en de top rechtsboven bepaalt de kadrering. Door de camera laag tegen de grond
te houden, komt die weg prominent in beeld. Enkele kleuraccenten – op de
sneeuwstokken, het shirt van de fietser en de spits van de toren op de top –
sturen de blik.
De tweede foto toont de groteske Mariasculptuur op de
abdij van Orval. Ik zeg hier nu: ‘grotesk’ – ik zou er nog ‘griezelig’ aan
kunnen toevoegen. Dat was de indruk die het beeld op mij maakte, en die ik wilde
vastleggen. Dat kon door de disproportionaliteit te benadrukken. Ik wachtte op
passanten, die met hun gekende plusminus één meter tachtig een duidelijke
verhouding moesten aangeven – een verhouding die nog wordt benadrukt doordat de
Moeder Gods als het ware op hen neerkijkt. Maar al evenzeer tot het thema ‘formaat’
bijdragend is het gedeelte van de boog op de voorgrond, die niet alleen het
beeld inlijst maar die ook de schaal van de overmaatse Maria lijkt te willen reduceren
– waardoor haar onbescheiden formaat en de manier waarop zij haar twee bezoekers
lijkt te verpletteren nog extra worden benadrukt.
Mont Ventoux (F) –
060822
Orval – 061105