Ik nam de sleutel aan en liep de met linoleum bedekte gang
door naar de schaamteloos anonieme kamer waar ik nu gedesoriënteerd op een smal
bed lig en er niet in slaag in slaap te vallen, terwijl gele koplampen Picasso’s
blauwe periode in groen veranderen en misschien in de volgende kamer Mondriaans
Composition in Red in oranje,
enzovoort, of een zonnebloem van Van Gogh in cellofaan (…)
Tim Parks, Europa,
147
ǁ
Aan de muur hangt een goedkope reproductie van een korenveld
met kraaien van Van Gogh. Je vindt het leuk om ernaar te kijken, weer zo’n
efficiënt, tweederangs, onwaarachtig genoegen. Je vindt dat er wel iets valt te
zeggen voor tweederangs.
Julian Barnes, Het
enige verhaal, 206