zondag 4 februari 2018

de winter van 2018 – 25



26 januari 2018

115 – In mijn brievenbus vind ik een formulier waarop staat dat ik een aangetekende zending moet afhalen in het bpost-punt, ondergebracht in de winkel van het Total-benzinestation langs de Oostendse Steenweg. Vreemd, dat ik daar moet zijn voor post. Vroeger moest ik naar de Carrefour aan de Scheepsdalelaan, hier om de hoek. Maar goed, drie kilometer fietsen, dat is nu ook geen straf. Het is mooi weer, en ik kom zo toch nog eens buiten. Maar ik moet wel een eind via de Blankenbergse Steenweg, want het begin van de Oostendse ligt open.

‘Uw zending ligt in het bpost-kantoor in de Smedenstraat,’ meldt de Total-man met zware bariton. Daar heb ik geen verhaal tegen. Dan maar daarheen, over de twee bruggen van de Waggelwaterstraat, de eerste over het kanaal naar Oostende en de tweede over de verbindingsweg tussen de Bevrijdingslaan en de Expresweg. Ik ben misschien iets te warm aangekleed.

In het kantoor aan de Smedenstraat word ik geholpen door een mevrouw met een exuberant kapsel, geverfd in hetzelfde rood als werd gebruikt voor het logo van haar werkgever. ‘De postbode heeft uw zending in de verkeerde zak gestoken.’ Ik ben al blij dat de zending terecht is en mij wordt uitgereikt. Het is een enveloppe met een venstertje, waarin ik mijn naam en adres – alles heel correct – zie prijken.

De afzender is de Federale Overheidsdienst Financiën. Dat belooft.

Thuis open ik met de bangste voorgevoelens de enveloppe. Ik zie mijzelf al met boetes en inhoudingen overladen. Ik heb mijn belastingbrief allicht te slordig ingevuld. Niet voldoende aftrekposten ingeroepen. Geen fiscale achterpoortjes benut. En al helemaal niets naar belastingparadijzen versluisd.

Het valt mee. Er is iets mis met de aangifte van mijn werkgerelateerde verplaatsingsonkosten: ‘de fiches 281.10 van Uw werkgevers X en Y vermelden telkens: “ander vervoermiddel”, dus de auto. Indien u echter toch met het openbaar vervoer naar Uw werk ging in 2016, gelieve dan een kopie van Uw jaarabonnement van 2016 op te sturen’. Het is de eerste keer in de tien jaar dat ik het traject naar mijn beide werkgevers in Brussel uitsluitend met de trein afleg, dat ik hierop word aangesproken. Als ik ‘De La M. Frédéric, Attaché’, die deze missive ondertekent, binnen de maand het vereiste document kan opsturen, is hij bereid, zegt hij ook nog, ‘U’, mij dus, te laten ‘genieten van de volledige vrijstelling zoals door U ingevuld’. Als ik dat document niet opstuur, zal ik maar ‘380,00 euro’ kunnen inbrengen, ‘in plaats van 1.083,06 euro ingebracht’. Het verschil tussen beide bedragen wordt ook nog eens vermeld: ‘703,06 euro’.

Ik zal het nodige doen. Maar ’t is toch godgeklaagd, zo denk ik dan, dat Frédéric niets beters te doen heeft.