115 – In mijn brievenbus vind ik een formulier waarop staat
dat ik een aangetekende zending moet afhalen in het bpost-punt, ondergebracht
in de winkel van het Total-benzinestation langs de Oostendse Steenweg. Vreemd,
dat ik daar moet zijn voor post. Vroeger moest ik naar de Carrefour aan de
Scheepsdalelaan, hier om de hoek. Maar goed, drie kilometer fietsen, dat is nu
ook geen straf. Het is mooi weer, en ik kom zo toch nog eens buiten. Maar ik
moet wel een eind via de Blankenbergse Steenweg, want het begin van de
Oostendse ligt open.
‘Uw zending ligt in het bpost-kantoor in de Smedenstraat,’
meldt de Total-man met zware bariton. Daar heb ik geen verhaal tegen. Dan maar
daarheen, over de twee bruggen van de Waggelwaterstraat, de eerste over het
kanaal naar Oostende en de tweede over de verbindingsweg tussen de
Bevrijdingslaan en de Expresweg. Ik ben misschien iets te warm aangekleed.
In het kantoor aan de Smedenstraat word ik geholpen door een
mevrouw met een exuberant kapsel, geverfd in hetzelfde rood als werd gebruikt
voor het logo van haar werkgever. ‘De postbode heeft uw zending in de verkeerde
zak gestoken.’ Ik ben al blij dat de zending terecht is en mij wordt
uitgereikt. Het is een enveloppe met een venstertje, waarin ik mijn naam en
adres – alles heel correct – zie prijken.
De afzender is de Federale Overheidsdienst Financiën. Dat
belooft.
Thuis open ik met de bangste voorgevoelens de enveloppe. Ik
zie mijzelf al met boetes en inhoudingen overladen. Ik heb mijn belastingbrief
allicht te slordig ingevuld. Niet voldoende aftrekposten ingeroepen. Geen
fiscale achterpoortjes benut. En al helemaal niets naar belastingparadijzen
versluisd.
Het valt mee. Er is iets mis met de aangifte van mijn
werkgerelateerde verplaatsingsonkosten: ‘de fiches 281.10 van Uw werkgevers X
en Y vermelden telkens: “ander vervoermiddel”, dus de auto. Indien u echter
toch met het openbaar vervoer naar Uw werk ging in 2016, gelieve dan een kopie
van Uw jaarabonnement van 2016 op te sturen’. Het is de eerste keer in de tien
jaar dat ik het traject naar mijn beide werkgevers in Brussel uitsluitend met
de trein afleg, dat ik hierop word aangesproken. Als ik ‘De La M.
Frédéric, Attaché’, die deze missive ondertekent, binnen de maand het vereiste
document kan opsturen, is hij bereid, zegt hij ook nog, ‘U’, mij dus, te laten
‘genieten van de volledige vrijstelling zoals door U ingevuld’. Als ik dat
document niet opstuur, zal ik maar ‘380,00 euro’ kunnen inbrengen, ‘in plaats van
1.083,06 euro ingebracht’. Het verschil tussen beide bedragen wordt ook nog
eens vermeld: ‘703,06 euro’.
Ik zal het nodige doen. Maar ’t is toch godgeklaagd, zo denk
ik dan, dat Frédéric niets beters te doen heeft.