De boom der kennis
lees hier van bij het
begin
De verovering van de rest van de wereld door Homo sapiens vanuit Oost-Afrika lukte
niet meteen. Bij een eerste poging, ongeveer honderdduizend jaar geleden, bleek
Homo neanderthalensis nog sterk (en slim) genoeg om Homo sapiens de toegang tot Europa te blokkeren. Pas in de periode
tussen zeventig- en dertigduizend jaar geleden was Homo sapiens ‘opeens’ intelligent en handig genoeg om wél aan de veroveringstocht
te beginnen. Uit die tijd stammen de eerste overgeleverde artefacten: utensiliën
– werktuigen, waarmee Homo sapiens zich
welbeschouwd nog niet onderscheidt van andere soorten – maar ook artistieke
objecten die wijzen op het belang van religie en sociale status.
Hoe komt het dat Homo
sapiens nu blijkbaar wel echt ‘sapiens’ is geworden? Is er iets in zijn
hersenen veranderd? Dat is niet duidelijk. Hij beschikt nu wel over een taal die
superieur is aan de talen van andere dieren, een taal die geschikt is voor
nuances en details, een taal waarmee je kunt waarschuwen, opportuniteiten waarnemen
en roddelen. Vooral die laatste functie, die erop gericht is wangedrag te
sanctioneren, is belangrijk voor de sociale cohesie, en die zorgt er dan weer
voor dat de groep sterker is en de soort performanter. Maar nóg belangrijker is
dat de taal waarover Homo sapiens beschikt,
in tegenstelling tot die van andere Homo-soorten,
geschikt is om te communiceren over wat níet bestaat.
Zodra Homo sapiens in
staat is mythen te creëren, wordt het mogelijk om grote groepen voor eenzelfde
doel te mobiliseren. En daardoor wordt sapiens
de meerdere van andere sociale dieren, onder meer Homo neanderthalensis wiens sociaal gedrag wordt bepaald door de genen
en dus veel onveranderlijker is. Met het culturele
vermogen om mythen te creëren komt Homo
sapiens los van de biologie, die andere mensapen in herhaling en
determinisme gevangenhoudt.
De mythen betreffen doelen die het individu, de familie, de
groep (roedel, kudde…) waarvan alle leden elkaar kennen verre overstijgen. Een
groep chimpansees is zelden groter dan vijftig individuen. Een door roddel aan
elkaar gelijmde groep Homo sapiens kan
tot honderdvijftig individuen tellen. Boven dat getal zijn collectiviserende
mythen van doen. Wij kennen dat vandaag ook nog, denk aan geloofsovertuigingen,
nationale, economische en juridische ficties. Neem bijvoorbeeld naamloze
vennootschappen, die de persoonlijke verantwoordelijkheid afleiden naar een
entiteit die niet van vlees en bloed is, waardoor het vrije ondernemerschap een
grote stimulans krijgt. Of het geloof in
geld, solvabiliteit, enzovoort. Het komt er gewoon op aan een voldoende groot
aantal mensen in deze ‘imaginaire realiteiten’ te doen geloven.