maandag 5 februari 2018

sapiens 2


De boom der kennis

lees hier van bij het begin

De verovering van de rest van de wereld door Homo sapiens vanuit Oost-Afrika lukte niet meteen. Bij een eerste poging, ongeveer honderdduizend jaar geleden, bleek Homo neanderthalensis nog sterk (en slim) genoeg om Homo sapiens de toegang tot Europa te blokkeren. Pas in de periode tussen zeventig- en dertigduizend jaar geleden was Homo sapiens ‘opeens’ intelligent en handig genoeg om wél aan de veroveringstocht te beginnen. Uit die tijd stammen de eerste overgeleverde artefacten: utensiliën – werktuigen, waarmee Homo sapiens zich welbeschouwd nog niet onderscheidt van andere soorten – maar ook artistieke objecten die wijzen op het belang van religie en sociale status.

Hoe komt het dat Homo sapiens nu blijkbaar wel echt ‘sapiens’ is geworden? Is er iets in zijn hersenen veranderd? Dat is niet duidelijk. Hij beschikt nu wel over een taal die superieur is aan de talen van andere dieren, een taal die geschikt is voor nuances en details, een taal waarmee je kunt waarschuwen, opportuniteiten waarnemen en roddelen. Vooral die laatste functie, die erop gericht is wangedrag te sanctioneren, is belangrijk voor de sociale cohesie, en die zorgt er dan weer voor dat de groep sterker is en de soort performanter. Maar nóg belangrijker is dat de taal waarover Homo sapiens beschikt, in tegenstelling tot die van andere Homo-soorten, geschikt is om te communiceren over wat níet bestaat.

Zodra Homo sapiens in staat is mythen te creëren, wordt het mogelijk om grote groepen voor eenzelfde doel te mobiliseren. En daardoor wordt sapiens de meerdere van andere sociale dieren, onder meer Homo neanderthalensis wiens sociaal gedrag wordt bepaald door de genen en dus veel onveranderlijker is. Met het culturele vermogen om mythen te creëren komt Homo sapiens los van de biologie, die andere mensapen in herhaling en determinisme gevangenhoudt.

De mythen betreffen doelen die het individu, de familie, de groep (roedel, kudde…) waarvan alle leden elkaar kennen verre overstijgen. Een groep chimpansees is zelden groter dan vijftig individuen. Een door roddel aan elkaar gelijmde groep Homo sapiens kan tot honderdvijftig individuen tellen. Boven dat getal zijn collectiviserende mythen van doen. Wij kennen dat vandaag ook nog, denk aan geloofsovertuigingen, nationale, economische en juridische ficties. Neem bijvoorbeeld naamloze vennootschappen, die de persoonlijke verantwoordelijkheid afleiden naar een entiteit die niet van vlees en bloed is, waardoor het vrije ondernemerschap een grote stimulans krijgt. Of het geloof in geld, solvabiliteit, enzovoort. Het komt er gewoon op aan een voldoende groot aantal mensen in deze ‘imaginaire realiteiten’ te doen geloven.