lees hier van bij het begin
Piramidebouwers
De agrarische revolutie is onomkeerbaar. Evolutionair (‘de
hoeveelheid DNA-kopieën’) betekende het een kwantumsprong: het aantal Homo sapiens steeg spectaculair, en is
spectaculair blijven stijgen, terwijl het aantal jagers-verzamelaars stilaan
verwaarloosbaar werd. Een kleine minderheid van nomadische herders niet te na
gesproken, werd de mens sedentair: zijn leven speelde zich af op een veel kleiner
stuk grond dan vroeger. Hij groef zich als het ware in, en weerde alle andere
soorten van zijn erf. Maar in de tijd verruimde hij zijn territorium omdat hij
aan de toekomst moest denken en plannen maken. Waar de verzamelaar van dag tot
dag leefde, was de boer afhankelijk van de seizoenen en eigenlijk ook van
toekomstige hongersnoden, die er, zo wist hij op den duur, zeker zouden komen. Hij
moest zich organiseren. En die organisatie leidde tot de vorming van eerst
dorpen en dan steden, en van politieke structuren maar ook – samen met de macht
die daarmee gepaard gaat – van elites, en dus van ongelijkheid en conflicten.
De elites zorgden voor cultuur en oorlog, en de boer, die ploegde voort in het
zweet zijns aanschijns.
De conflicten kwamen niet altijd voort uit ontbering of tekorten
maar ook uit een evolutionair manco: voordat
sapiens begon te boeren had hij miljoenen jaren in kleine groepjes geleefd;
hij had ‘niet genoeg tijd’ gehad ‘om een instinct voor massale samenwerking te
ontwikkelen’. Bovendien bestond de op mythologieën berustende ‘samenwerking’
vaak uit niets anders dan onderdrukking.
De samenwerkingsverbanden, op den duur echte imperia die
vele miljoenen mensen verenigden, waren ‘imaginaire ordes’ berustten ‘op een
geloof in gemeenschappelijke mythen’. Zo lag de door de goden gedicteerde Code
van Hammurabi (ca. 1776 v.Chr.) aan de basis van het Babylonische rijk. De
principes van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring (1776 (!)), die ook
een hele samenleving samenhoudt, worden al evenzeer gelegitimeerd door er een
goddelijke oorsprong aan toe te dichten. Maar objectieve geldigheid heeft geen
van beide principestelsels. De mensen zijn niet, zoals de zich op het
christendom inspirerende Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring stipuleert,
‘gelijk geschapen’ maar wel ‘verschillend geëvolueerd’. En objectief gezien kan
er geen sprake zijn van ‘onvervreemdbare rechten’, enkel van ‘veranderlijke
eigenschappen’. Deze geloofspunten berusten op mythen die overeind blijven zolang
mensen erin geloven. De imaginaire orde moet in stand worden gehouden door
middel van opvoeding en indoctrinatie. Dat gaat vaak gepaard met fysiek geweld.
De leden van de samenleving die door de mythe wordt samengehouden moet worden
wijsgemaakt dat die orde niet iets arbitrairs is maar wel degelijk een
objectieve waarheid. Drie factoren versterken het geloof in de imaginaire orde.
1. De imaginaire orde is ingebed in de materiële wereld. Zo
krijgen de huidige ‘waarden’ van gelijkheid en individualisme gestalte in onze
woningbouw waarin elk zijn eigen kamer heeft. De manier waarop wij wonen versterkt
datgene waarin wij geloven.
2. De imaginaire orde stuurt onze verlangens en met die
verlangens bestendigen wij die imaginaire orde. De Egyptenaren bouwden
piramides. Wij geven ons over aan een consumentisme dat uit is op zoveel
mogelijk ervaringen.
3. De imaginaire orde is intersubjectief. Haar stabiliteit berust
op het geloof van miljoenen. Het geloof erin kan enkel door het geloof in een
alternatieve imaginaire orde worden beëindigd.
(wordtvervolgd)