Een dag uit het leven van Adam en Eva
Tot twaalfduizend jaar geleden was Homo sapiens een jager-verzamelaar. Deze langdurige pre-agrarische
voorgeschiedenis heeft sporen nagelaten in ons brein, dat nog niet de tijd
heeft gekregen om zich aan de nieuwe levensomstandigheden aan te passen. In die
onaangepastheid zou de oorzaak liggen van veel hedendaagse kwalen: vraatzucht, vervreemding,
depressie, stress. Ook de seksuele patronen zouden heel erg verschillend
geweest zijn van de huidige normen. Zo zou volgens sommigen met name monogamie
‘niet stroken met onze biologische software’, terwijl anderen dan weer beweren
dat monogamie altijd de norm is geweest. Om hier klaarheid in te scheppen,
moeten we meer weten over de leefomstandigheden van de jager-verzamelaars
tussen de cognitieve (zeventigduizend jaar) en de agrarische revolutie
(twaalfduizend jaar geleden). Het is moeilijk een eenduidig beeld te krijgen
want onderzoek van de weinige nog bestaande jager-verzamelaarsgemeenschappen
leert dat er een grote verscheidenheid is tussen de verschillende groepen.
We kunnen ervan uitgaan dat Homo sapiens in geïsoleerde groepen van enkele tientallen
individuen leefde. De territoria waarover deze groepen foerageerden en jaagden,
waren enorm: wereldwijd waren er minder dan tien miljoen individuen. Het
overleven vergde veel kennis: van de omgeving, planten, dieren,
weersomstandigheden, materialen, technieken, enzovoort. De jager-verzamelaar at
gevarieerd, was minder vatbaar voor infectieziekten (die na de agrarische
revolutie vooral door dieren zullen worden overgedragen), had, eens hij de
volwassen leeftijd had bereikt, een verrassend goede levensverwachting (30 tot
40 jaar, het gemiddelde wordt door de hoge kindersterfte laag gehouden) en had,
naar moderne maatstaven gemeten, zeer veel vrije tijd. Dat lijkt allemaal nogal
paradijselijk, maar dat was het natuurlijk niet.
Oerverzamelaars waren animisten. Zij leefden in een wereld
van bezielde materiële entiteiten (het bos, de rots, de rivier, enzovoort) en
immateriële entiteiten (geesten, demonen, etcetera). En in die wereld was er
geen hiërarchie: ‘De wereld draait niet om mensen of welke andere groep wezens
dan ook.’ Maar veel valt hierover niet te zeggen, uit de weinige materiële sporen
valt zo goed als niets op te maken. Het geloof in goden deed pas na de
agrarische revolutie zijn intrede. Ook over de sociaal-politieke organisatie
van het leven van de verzamelaars weten we niets met zekerheid. We kunnen ook
weinig zeggen over hun vreedzaamheid dan wel oorlogszucht. Toch weten we niet
niets over de prehistorie. De verzamelaars hadden een enorme impact op de
ecologie van onze planeet. ‘De rondtrekkende groepen sapiens, met hun verhalen,
waren de belangrijkste en meest destructieve kracht die het dierenrijk ooit had
voortgebracht.’