maandag 26 februari 2018

de winter van 2018 – 33



24 februari 2018

129 – Ik was het ei zo na, hoewel ik het mij op weg naar de supermarkt had voorgenomen, vergeten maar kijk, ik herinnerde me dan toch op tijd, ik bedoel voor hij volledig weg is en verzonken, de hier volgende openingszin van een met het oog op blogpublicatie te schrijven stukje:

De grootste avonturen in mijn leven worden tegenwoordig aangeleverd door mijn steeds vaker falende kortetermijngeheugen.

Niet slecht, hé? – ik vermoed dat hier en daar wel iemands nieuwsgierigheid zal gewekt zijn, hetgeen hem, of haar natuurlijk, ertoe zal brengen niet nu al de lectuur te staken.
Herlees nog even mee met mij:

De grootste avonturen in mijn leven worden tegenwoordig aangeleverd door mijn steeds vaker falende kortetermijngeheugen.

Daaronder, in de subtekst als het ware, schuilt – maar dat hoef ik eigenlijk helemaal niet uit te leggen voor lezers die goed lezen ­– de pregnante mededeling dat ik niets beleef. Maar anderzijds schuilt er, naast dat pregnante, ook iets navrants in de mededeling, een aankondiging in zekere zin van nakend of dichterbij komend onheil. Ja, de zin is zwanger van – hoe zal ik het zeggen op zulkdanige wijze dat ik het woord ‘onheil’ niet meteen herhaal? – omineuziteit. (Zegt Van Dale: ‘omineus […] een boos voorteken inhoudend’ – het heeft dus niets met neuzen te maken. De z betrek ik uit het gegeven dat de vermeerderende trap van ‘omineus’, omineuzer dus, met een z wordt geschreven. En betrekken moet ik in dezen want omineuziteit is natuurlijk een verzonnen woord.)

Wat doet mij nu iets zeggen over mijn steeds vaker falende kortetermijngeheugen en over – een ironie of zelfs cynisme uitdragend emoticon zou hieraan kunnen worden toegevoegd – de erdoor veroorzaakte avontuurlijkheid van mijn – jawel, dat hebt u goed begrepen – nogal geschiedenisloos leven?

Het volgende. Ik probeer het overzichtelijk te vertellen.

Gisterenavond vergat ik net niet om op tijd een rekening te betalen. Een nogal gepeperd bedrag – het ging om het voorschot op het totaalbedrag van de factuur die werd opgemaakt voor de vervanging van mijn uit de jaren vijftig daterende en bijgevolg nog enkelglazige ramen. Voor die betaling, die ik via internetbankieren regelde, had ik mijn bankkaart nodig. De bankkaart die ik voor ongeveer al mijn inkopen gebruik. Uiteraard was ik te lui om die bankkaart meteen terug in mijn portefeuille te stoppen. Ik denk nog: ‘Doe het nu meteen want morgen moet je naar de Carrefour, enzovoort.’ Maar neen, de bankkaart bleef gewoon op tafel liggen. Toen ik deze voormiddag aanstalten maakte om naar de Carrefour te vertrekken, zag ik de kaart liggen. ‘Dat scheelde geen haar,’ overdacht ik, ‘of ik was hem vergeten.’ Ik ging nog snel een preventieve plas maken – het is koud buiten en op mijn leeftijd, enzovoort – en terwijl ik dat deed, dacht ik nogmaals aan die kaart: ‘Ik mag die kaart niet vergeten.’ Na de plas zag ik, op mijn weg naar de tafel en mijn schoenen wat verderop, die ik moest aantrekken om naar buiten te gaan, op de schoorsteenmantel de enveloppe van de Carrefour staan met daarin, dat wéét ik, een vel met gepersonaliseerde bonnetjes. Bij aankoop van dat en dat product, komen er zo- en zoveel Carrefourpunten bij op je rekening. De bonnetjes zijn gepersonaliseerd want ze betreffen producten die je, als trouwe klant, regelmatig aankoopt. Privacy! In mijn geval gaat het om: gerookte forel, Lu-koekjes, chocolade van Côte d’Or en nog een paar andere zaken die ik hier aan niemands neus ga hangen. Ik begaf mij met het bonnetjesvel naar de keuken want daar ligt in een lade de schaar die ik nodig heb om de bonnen die ik denk te kunnen gebruiken uit te knippen. Ik keerde terug naar de woonkamer, legde de uitgeknipte bonnen op tafel en trok mijn schoenen aan. De bankkaart was ik natuurlijk vergeten, maar terwijl ik mijn jas aantrok, viel mijn oog er toevallig op en ik prees me gelukkig dat dit alsnog gebeurde want zo kon ik alsnog de kaart in mijn portefeuille steken. Wat ik dan ook meteen deed want je weet maar nooit waardoor mijn aandacht nu weer kon worden afgeleid. Ik nam mijn sleutels en verliet het pand. Ik stapte te voet naar de Carrefour. Die ligt een halve kilometer van bij mij thuis, dat is dus een kort wandelingetje. Halverwege viel het me te binnen dat ik de uitgeknipte bonnen op tafel had laten liggen. En daar en toen was het ook dat de openingszin van dit stukje zich aan mij openbaarde.