donderdag 15 februari 2018

de winter van 2018 – 31



11 februari 2018

foto: MVN (HLN)
125 – Naar de maandelijkse boekenmarkt van Damme gefietst om de dag wat te breken. Ik tikte er de zevendelige cyclus Het bureau van J.J. Voskuil op de kop – alsof ik nog niet genoeg ambtenarenzaken te verduren krijg en: wanneer in godsnaam ga ik die vijfduizend bladzijden nog gelezen krijgen? – en ik kwam Valentin Degrande tegen. Hij stond achter een tafel met boeken over de oorlog, onder meer ook een stapeltje van zijn eigen boek over Assebroek tijdens de Eerste Wereldoorlog. (Er zijn altijd opvallend veel tafels met boeken over de oorlog op de Damse boekenmarkt.) Valentin Degrande was mijn onderwijzer in het vierde leerjaar. Hij herkende me niet, maar hij herinnerde zich mij nog wel. ‘Jij was de primus, maar je maakte er geen misbruik van,’ luidde zijn bizarre commentaar. ‘Ja,’ beaamde ik gevat, ‘ik ben nooit stout genoeg geweest.’

Bij het ophalen van wat herinneringen moest Valentin het, vreemd genoeg, twee keer over een gebroken nek hebben. De eerste was die van Marius Taveirne, mijn Taftje Puupe bijgenaamde pijprokende meester van het vijfde leerjaar aan wie ik de allerbeste herinneringen bewaar. Marius was, aldus Valentin, twee jaar geleden op treurige wijze aan zijn einde gekomen: alcoholisch, vereenzaamd en na een val van de trap. Waarbij hij dus zijn nek brak. (Ik vervloekte mezelf inwendig want ik heb zeker tien jaar rondgelopen met het idee dat ik – mocht hij nog in leven zijn – ‘mijnheer’ Taveirne nog eens wilde zien. Nu was het dus te laat.) En dan was er Thierry De Kesel, die in 1967, toen ik in het tweede leerjaar zat bij meester Vanthuyne, bij het oversteken van de oude baan van Brugge naar Oedelem vlak voor de school was opgeschept door een auto. De bestuurder, een vrouw uit Beernem, had nog – tevergeefs – geprobeerd het zesjarige kind, dat nog snel wat snoep wou kopen in de IFA aan de overkant van de straat, te vermijden en was daardoor frontaal tegen de auto van Lucien Vervaecke gebotst, het schoolhoofd dat, zo verneem ik, nu bijna negentig is en nog steeds in goeden doen. Het kind werd opgeraapt en de school binnengedragen. Het leek ongedeerd maar dat was niet zo, het had zijn nek gebroken en een week later, op Allerzielen, stond de hele school in de kindersectie van de begraafplaats van Ver-Assebroek naar de put te staren waarin het kistje zou verdwijnen – ik herinner het mij nog, hoe onwezenlijk dat was en hoe weinig ik ervan begreep. Meester Vanthuyne overigens, zo weet Valentin Degrande mij nu te vertellen, is enkele jaren geleden aan kanker overleden.

Ik nam afscheid van mijnheer Degrande en vergat verdorie toch wel een exemplaar van zijn boek te kopen. Misschien moet ik dat goedmaken door eens bij hem op bezoek te gaan: hij woont nog altijd in de 19de-eeuwse woning die bij de school hoort. ‘Het is vreemd dat er voor mijn deur in al die jaren niet méér ongelukken zijn gebeurd,’ zegt hij nog. ‘Er scheuren vaak snelheidsduivels voorbij, ondanks de 30 per uur-borden en de fleurige kleuren die de oversteekplaats voor schoolkinderen markeren.’