Een weinig belangwekkende diersoort
Van geschiedenis is pas sprake wanneer de diersoort ‘mens’,
een complexe organische structuur, ‘nog complexere structuren’ opzet die we
‘culturen’ noemen. Geschiedenis is de ‘ontwikkeling van die menselijke culturen’.
Daarin vallen drie ‘belangrijke revoluties’ te onderscheiden: de cognitieve
(circa zeventigduizend jaar geleden), de agrarische (twaalfduizend) en de
wetenschappelijke (vijfhonderd jaar geleden). Programmaverklaring van Yuval
Noah Harari: ‘Dit boek vertelt wat voor impact die drie revoluties hebben gehad
op de mens en zijn medeorganismen.’
Organismen worden opgedeeld in soorten, soorten in
geslachten, geslachten in families. Homo
sapiens is meer dan hem misschien lief is verwant aan chimpansees,
gorilla’s en orang-oetans. Allen komen ze voort uit dezelfde voorouder. Meer
nog, lange tijd behoorde Homo sapiens niet
als enige tot het geslacht Homo.
Homo ontstond 2,5
miljoen jaar geleden. Vanuit Oost-Afrika koloniseerde hij Noord-Afrika, Europa
en Azië. Door de verschillende klimatologische omstandigheden ontwikkelden zich
verschillende soorten: onder meer Homo
neanderthalensis (Europa en West-Azië) en Homo erectus (Oost-Azië). Ondertussen ontstonden in Oost-Afrika nog
andere soorten, een ervan was Homo
sapiens (honderdvijftigduizend jaar geleden). Er hebben dus lange tijd meerdere
mensensoorten naast elkaar bestaan.
Een gemeenschappelijke kenmerk, dat hen van andere dieren
onderscheidde, was de omvang van hun hersenen. De vraag waarom de evolutie de mens zo’n omvangrijke hersenen heeft gegeven,
blijft onbeantwoord. Even bijzonder aan mensen is het feit dat ze rechtop
lopen. Daardoor komen de voorpoten vrij om signalen te geven en fijne motoriek
te ontwikkelen. De mens heeft poten aan zijn lijf, handen dus. Maar dat rechtop lopen zorgt voor problemen. Smalle
heupen zijn daarvoor nodig en dat is – gecombineerd met het feit dat de hoofden van de nog ongeboren nakomelingen groter worden wegens de in volume toenemende hersenen – voor zwangere vrouwen een probleem. Gevolg:
mensenkinderen worden prematuur geboren en moeten worden opgevoed. Dat kan alleen
in groep. De opvoeding van jonge mensen vergt dus sociale vaardigheden.
Lange tijd wist Homo
sapiens deze voordelen niet te benutten om zijn middenpositie in de
voedselketen – verzamelaar en jager op klein wild, maar zelf de prooi van
grotere roofdieren – te verlaten. Pas honderdduizend jaar geleden wist hij in
die keten een toppositie te bekleden. Die evolutie ging te snel, voor zowel het
ecosysteem als voor de mens zelf – wat zijn angsten en wreedheid verklaart.
De plotse sprong naar de top van de voedselketen is te
danken aan de beheersing van het vuur. De mens was nu in staat zijn voedsel te
koken, en dus verteerbaarder te maken. De darmen konden korter worden, wat dan
weer de ontwikkeling van de hersenen ten goede kwam. Bovendien verwierf de mens
hierdoor een machtspositie ten opzichte van de andere soorten.
Homo sapiens kwam
in Europa aan toen daar al andere mensensoorten leefden. Volgens een eerste
theorie, de ‘kruisingstheorie’, heeft sapiens
zich in het Midden-Oosten en Europa vermengd met neanderthalensis en in Oost-Azië met erectus. Vandaar de rasverschillen tussen Euraziaten en Chinezen.
In dat geval zijn de genetische verschillen tussen beide aanzienlijk. Dat is
niet zo in de ‘vervangingstheorie’: sapiens
heeft neanderthalensis en erectus uitgemoord. In dat geval zijn álle
mensenrassen sapiens. Deze tweede
theorie werd lange tijd aanvaard. Maar recent is gebleken dat de eerste theorie
minstens gedeeltelijk waar is. Ook al was het niet de regel, op een gegeven
ogenblik hebben individuen van sapiens zich
met andere diersoorten vermengd! De volledige neanderthalensis- en erectus-populaties
zijn allicht verdwenen door toedoen van sapiens,
die op dat ogenblik in de evolutie slimmer en praktischer ingesteld was en in
de strijd om de schaarse overlevingsmiddelen – tussen de vijftig- en
twaalfduizend jaar geleden – het laken naar zich toe trok. Taal heeft hierin
een beslissende rol gespeeld. Harari vraagt zich af hoe de geschiedenis er zou
hebben uitgezien indien sapiens wél
andere soorten naast zich had kunnen dulden en dus niet vanwege zijn positie
van alleenheerschappij zo overmoedig was geworden.