© Jan Willemsen |
22 november 2015
zondag
In bosrijke gebieden kun je verkeersborden aantreffen
waarop, schematisch voorgesteld, een hert afgebeeld staat. Dat roept de
verwachting op dat je een hert zult zien. Je kijkt daar reikhalzend naar uit:
zoiets overkomt je immers niet elke dag. Je wilt echt wel eens een hert zien. Maar
natuurlijk zie je in die bossen nooit een hert. Anders was het die keer dat ik
midden in de nacht terugkeerde van ik weet niet meer waar, het was op de
snelweg van Arlon naar Marche. Opeens staken daar voor mij uit, met blinkende
ogen want ze keken naar mijn koplichten, twee vossen de snelweg over. Ik moest
in de remmen. Ik had nergens een vossenverkeersbord gezien om mij voor deze
gevaarlijke situatie te waarschuwen. Hieraan moet ik denken, nu wij voortdurend
om de oren worden geslagen met berichten over terreurdreiging en veiligheidsniveaus
en dergelijke. Het is als met die verkeersborden. Daarmee ontdoet de overheid
zich ook van alle verantwoordelijkheid. Botst u tegen een hert aan, dan is het
uw fout, wij hebben u gewaarschuwd. Zo worden nu, in Brussel, die denkbeeldige
herten terroristen. Het is een dubbeltje op zijn kant. Natuurlijk wil je niet
dat er iets ergs gebeurt en natuurlijk wens je dat alles koelt zonder blazen,
maar dan staat de overheid wel in haar hemd omdat ze ons voor niets heeft bang
gemaakt. Daarom zou je bijna hopen dat er een aanslag gebeurt want dan is die
hele onruststokerij niet voor niets geweest. Bizar. Het lijkt wel of de
overheid zichzelf in haar eigen complottheorieën verstrikt heeft. Een vreemd
spektakel. Het theater van de angst. En er is er natuurlijk een die heel stil
blijft, die in zijn ereloge wacht om op het juiste moment te oogsten. Ondertussen
heeft de hele toestand een enorme impact op het openbaar leven, maar ook op de
intimiteit van de mensen: onrust en ongerustheid heersen. En wie voortdurend
wordt aangemaand om niet bang te zijn, wordt het natuurlijk juist wel. ¶