19 november 2015
donderdag
Zeker tot twee keer toe dacht ik vandaag aan een welbepaald iets
om in dit dagboek neer te schrijven. Ik was telkens met iets anders bezig en
kijk, nu ik het mij probeer te herinneren en dus een derde keer voor de geest
probeer te halen, zodat ik opnieuw weet waarover het dan wel ging, datgene
waarvan ik tot twee keer toe dacht dat het de moeite waard was om het hier neer
te schrijven, is het weg. Maar waar, zo vraag ik mij dan af, is het naartoe?
Want wég is het niet, ik weet hoe dat gaat, ik kan straks midden in de nacht
wakker worden en het mij herinneren wat het dan was, dat welbepaalde iets dat
ik wou neerschrijven, en dat ik het niet kon doen, de eerste twee keer niet
omdat ik met iets anders bezig was en daarna een derde keer niet omdat ik het
mij niet herinnerde, en daar is het dan weer, midden in de nacht. Maar ik kan het
opnieuw niet opschrijven omdat ik in bed lig en het donker is en omdat ik
schrik heb dat als ik opsta en het licht aansteek en het toch opschrijf, dat ik
dan te wakker zal zijn om opnieuw in te slapen – en zo zal dat welbepaalde iets
wellicht andermaal, en misschien zelfs definitief, verdwijnen. ¶