© Le Monde |
16 november 2015
maandag
Hoezeer is ons empathisch vermogen niet verstoord door de
karrenvrachten fictie die we over ons heen hebben gekregen? Mijn generatie is,
hier, in dit land (vluchtelingen niet meegerekend), de eerste die geen oorlog
heeft meegemaakt. Maar die wel die oorlog in overdosissen heeft verbééld gezien:
in boeken en films, in de talloze documentaires die tot op vandaag de beide
wereldoorlogen, maar toch vooral de Tweede, blijven memoreren, en dat met een
aanhoudendheid die eigenlijk ziekelijk
is. Het kwaad werd door deze overkill gebanaliseerd. Maar wij weten niet hoe
het voelt te worden doorboord door een kogel of door de scherven uit een
clusterbom. Wij weten niet wat het is om ons huis in puin terug te vinden, om
geliefden te verliezen in een terreuractie, om te worden gedeporteerd als vee
in een wagon. We kunnen de angst van een soldaat vlak voor de landing alleen
maar zeer rudimentair navoelen – en daar hebben we sinds enkele jaren Spielberg
voor. Wij kennen de geur van napalm niet, ook niet in de ochtend wanneer de
jungle weer tot leven komt. Al die dingen kennen wij alleen uit de tweede hand.
Voorgekauwd, geregisseerd, te behapstukken. En dan is het moeilijk om je voor
te stellen hoe het is om in een concertzaal te worden neergemaaid. Onmiddellijk,
zo merk je, wordt in de getuigenissen naar het geruststellende afweerscherm van
de fictie gezocht. Die knallen, we dachten eerst dat het special effects van de show van The Eagles of Death Metal waren,
zegt een overlever. Die knallen, dat zijn de wat zwaar uitgevallen pétards van een voetbalfan, dachten
aanvankelijk de supporters in het stadion. Een geredde wordt onderschept door
een cameraploeg: ‘Het was als in een film’ zijn de eerste en enige woorden die
hij spreekt. Maar neen, het was écht. Hoezeer zijn wij vervreemd van de échte
werkelijkheid? Hoezeer zijn wij door die vervreemding ook verzwakt? Omgekeerd
zal die fictionalisering bij de daders van de terreur toch ook een rol spelen? Is
er niet een opvallend grote gelijkenis tussen de oorlogshandelingen en bepaalde
computerspelletjes? Drones worden van op afstand bestuurd – de man, altijd een
man, die de knop indrukt hoeft zijn slachtoffers niet in de ogen te kijken. IS
zou, las ik ergens, rekruteren via PlayStation. Wie daar de spelletjes goed
speelt, wordt uitgenodigd om zijn skills in Syrië aan de werkelijkheid te
toetsen. En ook achteraf, wanneer het geweld is overgetrokken en de tijd van
rouwen is aangebroken, is er natuurlijk ook de fictie van de ideologie die wij
aanhangen, of van de vlag waarin wij ons hullen. ¶