woensdag 24 december 2014

wolken 1272-1281



wolkenfragmenten uit Jeroen Theunissen, De omwegen

1272
Er hing een ziekelijke zwaarte in de donkergrijze wolken boven zijn hoofd. (29)

1273
‘Zit je in de wolkenkrabber, uncle Joey, boven de mensen?’ vroeg Keizertje. (114)

1274
Het betrof het beroemde werk Het rijk der lichten (L’Empire des lumières), dat een duistere villa voorstelt in een nachtelijke plattelandsomgeving met donkere bomen, een vijver en een enkele lantaarn die een vreemd, onmogelijk plaatselijk schijnsel centraal op de gevel werpt, en boven dit nachtelijke tafereel is er in een paroxisme van licht een helderblauwe middaghemel met witte wolken. (123)

1275
Daar dreef een kleine lage wolk voorbij. (131)

1276
Bij het woord ‘optimisme’ dacht hij te vaak aan de American dream van Jonas, alias Joey Goodluck, een man die oppervlakkig genoeg was om zeer veel geld te verdienen, een man met een kantoor ergens hoog boven de mensen, in een wolkenkrabber. (139)

1277
Wijdbeens (maar duizelend) ging hij staan, ademde de ijzige lucht in, tot zijn longen scheurden, hij sloot zijn ogen en schreeuwde uit alle macht naar de horizon, niet om hulp, maar om die horizon – verborgen achter barokke en voluptueuze wolken, die over de bergen uit het westen snel aankwamen – te verwensen en te vervloeken in alle talen die hij kende. (148)

1278
Joris vertrok in de zomer van 1994, op een doodgewone, wat druilerige Belgische kwakkelzomerdag met af en toe een opklaring, maar vooral veel stapelwolken. (150)

1279
‘Ben je in de wolkenkrabber?’ vroeg ze hem toen ze hem uiteindelijk, nadat ze hem al weer een jaar niet gehoord had, aan de lijn had, ze meende zijn haast en lichte ergernis te horen over de Atlantische Oceaan heen.
‘Ja,’ zei hij, ‘ik ben in de wolkenkrabber.’ (182)

1280
Hij staarde door het raam naar de wolkenkrabbers; meestal had hij alleen maar naar beneden, naar de straten en het verkeer onder hem gekeken, het was alsof hem voor het eerst opviel dat sommige van die andere wolkenkrabbers groter waren dan de hunne. (232)

1281
Hij ging op het voordek liggen en keek naar de voorbijdrijvende wolken in de lucht, de lucht draaide en kwam hem belachelijk beperkt en klein voor. (360)