dinsdag 23 december 2014

mijn woordenboek 401



AU SÉRIEUX

Ik veronderstel dat we er niets moeten achter zoeken en dat het niet veel meer is dan een linguïstische toevalligheid, maar ik vraag mij toch af of het typerend is voor ons volkje dat we een uitdrukking uit een andere taal bezigen om aan te geven dat we iets ernstig opnemen. Alsof het Nederlands er zich niet toe leent om ten volle en grondig op de dingen in te gaan. Alsof we met onze woorden – of ze nu zacht en smeuïg door Vlamingen worden uitgesmeerd, dan wel gutturaal en in alle opzichten luider boven de Moerdijk weerklinken – onvermijdelijk afketsen op de buitenkant van de wereld, op ons onvermogen om met gelaagdheid en gewichtigheid om te gaan.

Doe maar gewoon, dat is al gek genoeg.

Dat is natuurlijk te ver gezocht. Onze moeizame omgang met ernst heeft niets met de taal te maken. Maar misschien wel met het klimaat, met de overwegend grijze kleur, de wakke nevel waarin alles hier verwikkeld is? Of met het reliëf, het oeverloos platte van het ons omringende?

Neen. Dat is het allemaal niet. Toch blijft dat we in het Frans zeggen dat we iets in het Nederlands ernstig opnemen. En ja, ook, dat we dat uitdrukkelijk zeggen – alsof ernst niet vanzelfsprekend is.

Ik ben niet zo goed in het verzinnen van titels maar op eentje ben ik toch nog altijd fier: ‘Het belang van ernst’ stond boven een artikel dat ik lang geleden schreef over doemdenken. Ik zou het eens moeten opzoeken, het komt me voor dat wat ik toen vond nog niets aan actualiteit heeft ingeboet. Als ik het mij goed herinner, was die titel ingegeven door de vaststelling dat een fundamenteel probleem van communicatiepsychologische aard het noodzakelijke besef van de ernst van de toestand van de wereld  afremt. We blijven niet lang genoeg bij de les en laten ons verstrooien door wat aangenamer is. We hebben de neiging om het hoofd af te wenden, de kop in ’t zand te steken. Om de brenger van onheilstijdingen, hoe waar en relevant ze ook mogen zijn, te beschimpen en zijn argumenten weg te wuiven.

Trek je kop in want je riskeert boven het maaiveld uit te komen.

Gewoon omdat het niet grappig is. Omdat het ons even met onszelf en ons afgrondelijk onvermogen om het leven in alle ernst onder ogen te zien confronteert. En uiteraard omdat dat leven nu eenmaal géén lolletje is. Hetgeen we allemaal weten natuurlijk, maar we zien het liever niet onder ogen.

En dan gebruiken we woorden uit een andere taal om aan te geven dat we niet altijd kunnen lachen in de onze.