wolkenfragmenten
uit Albert Camus, De eerste man
1245
Boven de kar die over een steenachtige
weg reed ijlden in de schemering grote, dikke wolken naar het oosten. (9)
1246
De lucht was nu bleker, traag schoven er
kleine witte en grijze wolkjes doorheen en uit de lucht kwam een
beurtelings dun en versluierd licht. Rondom hem, op de grote dodenakker,
heerste stilte. Alleen het doffe rumoer van de stad klonk over de hoge muren
heen. Soms bewoog in de verte tussen de graven een zwart silhouet. Met zijn
blik omhoog naar de traag door de lucht varende wolken probeerde Jacques
Cormery achter de geur van de vochtige bloemen de zilte lucht te ruiken die op
dat moment van de verre, onbeweeglijke zee kwam, toen het rinkelen van een
emmer tegen het marmer van een graf een einde maakte aan zijn gepeins.
(30)
1247
De oorlog was een feit, als een lelijke wolk
vol duistere dreigingen, die evenwel door niemand belat kon worden de hemel
binnen te trekken, zo min als iemand kon beletten dat de sprinkhanen of de
verwoestende stormen boven de Algerijnse hoogvlaktes losbarstten.
(78)
1248
Daar, rechtop boven dat park en die
vlakte met kolkende bomen, onder een lucht waardoor op volle snelheid enorme wolken
schoten, voelde Jacques de wind, afkomstig van de uiterste grenzen van het
land, langs de palmtak en zijn armen omlaag waaien (…)
(263)