dinsdag 9 december 2014

wolken 1245-1248



wolkenfragmenten uit Albert Camus, De eerste man

1245
Boven de kar die over een steenachtige weg reed ijlden in de schemering grote, dikke wolken naar het oosten. (9)

1246
De lucht was nu bleker, traag schoven er kleine witte en grijze wolkjes doorheen en uit de lucht kwam een beurtelings dun en versluierd licht. Rondom hem, op de grote dodenakker, heerste stilte. Alleen het doffe rumoer van de stad klonk over de hoge muren heen. Soms bewoog in de verte tussen de graven een zwart silhouet. Met zijn blik omhoog naar de traag door de lucht varende wolken probeerde Jacques Cormery achter de geur van de vochtige bloemen de zilte lucht te ruiken die op dat moment van de verre, onbeweeglijke zee kwam, toen het rinkelen van een emmer tegen het marmer van een graf een einde maakte aan zijn gepeins. (30)

1247
De oorlog was een feit, als een lelijke wolk vol duistere dreigingen, die evenwel door niemand belat kon worden de hemel binnen te trekken, zo min als iemand kon beletten dat de sprinkhanen of de verwoestende stormen boven de Algerijnse hoogvlaktes losbarstten. (78)

1248
Daar, rechtop boven dat park en die vlakte met kolkende bomen, onder een lucht waardoor op volle snelheid enorme wolken schoten, voelde Jacques de wind, afkomstig van de uiterste grenzen van het land, langs de palmtak en zijn armen omlaag waaien (…) (263)