AURA
Wellicht omwille van de gouden bijklank komt het mij voor dat een aura
een half-transparante, glinsterende sluier is die iets positiefs en waardevols
half aan het oog onttrekt maar tegelijk toch ook toont. Of er toch minstens de
mogelijke zichtbaarheid van onthult. Maar wat is een aura werkelijk, als het al
bestaat? Is het iets zichtbaars, tastbaars, navoelbaars? Ja, dat laatste
misschien wel. Toch in zekere zin. Het heeft iets met uitstraling van doen. Je
voelt dat je in de buurt komt van zin en betekenis. Een aura is in elk geval
warm, niet koud. Ach, ’t is onduidelijk. In de devotionele iconografie zien we
iets wat veraanschouwelijkt wat een aura zou kunnen zijn: het aureool. U kent
het vast wel: dat schijfvormige iets achter het achterhoofd van de desbetreffende.
Ik snap wel wat hiermee wordt bedoeld, maar ik heb nog nooit zo iemand
aangetroffen in de Carrefour en elders ook niet.
Maar goed, een aura is niet iets zicht- of tastbaars. Iets anders is
de vraag of het aura van elke persoon kan worden waargenomen. Dat weet ik niet.
Ik ben geneigd te denken van wel omdat ik niet in die mate misantroop ben dat
ik ga beweren dat er mensen bestaan over wie niets positiefs te vertellen valt.
Zeker is in elk geval dat het goed mogelijk is dat een en dezelfde persoon voor
de ene wel en voor de andere niet een aura heeft: iemand uit mijn omgeving kan hoog
oplopen met het aura van de gemeenschappelijke kennis wiens uitstraling mij dan
weer niet raakt.
Dat uitstralen gaat duidelijk niet alle kanten uit.
Wat ziet
ge eigenlijk in die mens? Ik snap niet dat ge daar verliefd op kunt zijn.
Aha, het heeft met liefde te maken. Zoveel is zeker. En dus met
onszelf. Het aura is niet een objectief gegeven; het heeft te maken met de
manier waarop wij ‘kijken’. Het aura van de ander ligt meer bij ons dan bij die
ander. ’t Heeft meer met alchemie te maken dan met scheikunde, meer met goud
uit oud ijzer smeden dan met het effectief aanwezig zijn van goud. Het aura is de
projectie van mijn subjectieve eigenschap in de objectieve aanwezigheid van de
ander. Het heeft vaak te maken met hunkering, met liefde inderdaad, met hoe wij
zelf zouden willen zijn. En dus met eenzaamheid en onvermogen.