maandag 22 december 2014

mijn woordenboek 400


AURA

Wellicht omwille van de gouden bijklank komt het mij voor dat een aura een half-transparante, glinsterende sluier is die iets positiefs en waardevols half aan het oog onttrekt maar tegelijk toch ook toont. Of er toch minstens de mogelijke zichtbaarheid van onthult. Maar wat is een aura werkelijk, als het al bestaat? Is het iets zichtbaars, tastbaars, navoelbaars? Ja, dat laatste misschien wel. Toch in zekere zin. Het heeft iets met uitstraling van doen. Je voelt dat je in de buurt komt van zin en betekenis. Een aura is in elk geval warm, niet koud. Ach, ’t is onduidelijk. In de devotionele iconografie zien we iets wat veraanschouwelijkt wat een aura zou kunnen zijn: het aureool. U kent het vast wel: dat schijfvormige iets achter het achterhoofd van de desbetreffende. Ik snap wel wat hiermee wordt bedoeld, maar ik heb nog nooit zo iemand aangetroffen in de Carrefour en elders ook niet.

Maar goed, een aura is niet iets zicht- of tastbaars. Iets anders is de vraag of het aura van elke persoon kan worden waargenomen. Dat weet ik niet. Ik ben geneigd te denken van wel omdat ik niet in die mate misantroop ben dat ik ga beweren dat er mensen bestaan over wie niets positiefs te vertellen valt. Zeker is in elk geval dat het goed mogelijk is dat een en dezelfde persoon voor de ene wel en voor de andere niet een aura heeft: iemand uit mijn omgeving kan hoog oplopen met het aura van de gemeenschappelijke kennis wiens uitstraling mij dan weer niet raakt.

Dat uitstralen gaat duidelijk niet alle kanten uit.

Wat ziet ge eigenlijk in die mens? Ik snap niet dat ge daar verliefd op kunt zijn.

Aha, het heeft met liefde te maken. Zoveel is zeker. En dus met onszelf. Het aura is niet een objectief gegeven; het heeft te maken met de manier waarop wij ‘kijken’. Het aura van de ander ligt meer bij ons dan bij die ander. ’t Heeft meer met alchemie te maken dan met scheikunde, meer met goud uit oud ijzer smeden dan met het effectief aanwezig zijn van goud. Het aura is de projectie van mijn subjectieve eigenschap in de objectieve aanwezigheid van de ander. Het heeft vaak te maken met hunkering, met liefde inderdaad, met hoe wij zelf zouden willen zijn. En dus met eenzaamheid en onvermogen.