maandag 22 december 2014

wolken 1262-1271



wolkenfragmenten uit Gustave Flaubert, De kluizenaar en zijn muze. Brieven aan Louise Colet

1262
Geen wolken, geen zuchtje wind. (25)

1263
Het is het uur van de zuchten, de verlangens, de herinnering en de hoop, en op die momenten zweeft de gedachte eenzaam en helder tussen hemel en aarde, zoals die vogels die in de wolken wonen. (77)

1264
Oh! de woestijn! de woestijn! een Turks zadel! een bergpas en de adelaar die in een wolk zijn kreet laat horen… (103)

1265
Wanneer je jong bent, laat je je graag verlokken door deze lichtende figuren waarvan het aureool je heeft getroffen; je strekt je armen uit om bij hen te komen, je rent naar ze toe… en zij wijken terug, wijken terug, en stijgen op in hun wolken, ze worden groter, stralen licht uit en roepen je toe, als Christus tot zijn apostelen, niet te proberen hen te bereiken. (113)

1266
De liefde is de hemel, zegt men. Maar de hemel kent wolken, afgezien nog van stormen. (115)

1267
Het had geregend, de vogels begonnen te zingen en grote, leikleurige wolken joegen langs de hemel. (180)

1268
Ik herinner me de huiveringen die ik toen kende, de sombere buien en de felle begeertes die met hevige windvlagen in de touwen floten, en grote, vage verlangens die in het donker rondwervelden als een zwerm wilde meeuwen in een stormwolk. (267)

1269
Ik heb mijn handen voor mijn ogen gevouwen en ik heb naar de wolken gekeken. (267-268)

1270
In de wolken kun je de dauwdruppels die de zon doet opstijgen niet herkennen! (273)

1271
Iets dat zowel fijner is als een wolk als steviger dan een harnas moet de naturen beschermen die door een kleinigheid gekweld worden en die bij de geringste aanraking over hun volle lengte sidderen. (298)