zondag 21 december 2014

microficties 19



De verworpenen der aarde

We zwemmen in het geld en hoe inert we ook zijn, we verdienen elk jaar meer. De lonen stijgen, zelfs de voorzichtigste beleggingen zijn op termijn echte geldpersen en onze kinderen, op hun dertigste al binnen, kosten ons al lang niets meer. Vaak probeerden we onze omgeving te helpen, maar dat zette alleen maar kwaad bloed. De mensen hebben het altijd gemakkelijker dan je geneigd bent te denken. Dan maken ze er, opgeblazen van hoogmoed, een erezaak van om je de cheque voor de voeten te gooien die je hun discreet had toegestopt na het glansloze diner waarop ze jou, nadat ze op wel een dozijn van jouw invitaties niet waren ingegaan, dan toch nog eens hadden uitgenodigd – alsof ze de kaviaar niet hadden verteerd waarmee ze zich als een kolenkachel hadden laten volstouwen.

– Tegenwoordig bezit ook de meest bescheiden arbeider zijn eigen huis.

Elke maand besteedt hij een deel van zijn inkomen aan speculatie. De Beurs is braaf want hij onderwerpt de verworpenen der aarde aan een voorkeursbehandeling en koestert toegewijd hun spaargeld. En zo wordt onze proletariër op een paar jaar tijd een burgerman, en vervolgens zo vermogend dat hij zich een adeltitel kan kopen om elk spoor van zijn afkomst uit te wissen. Voortaan kom je hem tegen in de grand hôtels, op de chicste pistes van de Zwitserse Alpen, en zelfs bij je vrienden waar hij de avond opvrolijkt met de vulgariteit die aan zijn schoenzolen is blijven kleven als uitgelopen motorolie.

– Hij zwicht wel voor luxe.

Hij is ervan overtuigd dat hij mee is met de laatste trend als hij zijn koffie met champagne opgiet in plaats van met water, als hij foie gras smeert in plaats van boter, en als hij Davidoffs rookt tot op de zetel van zijn tandarts, die zijn tanden plombeert met diamant, smaragd, obsidiaan en robijn. Hij sterft aan een hersenbloeding in de fleur van zijn leven en om zijn gulheid te bewijzen, trakteert hij zichzelf op een eindeloze uitvaart waarbij zijn platina doodkist de hele wereld rond reist, alvorens op de maan te worden bijgezet in een prijzig, door de NASA gegraven graf.

Ja, dan lijkt, in vergelijking met die van een eenvoudige eindeloopbaanarbeider, onze levenswijze nog redelijk bescheiden. Wij rijden met een seriewagen, vliegen met lijnvliegtuigen, en om ons systeem van hart en bloedvaten een beetje op peil te houden, nuttigen wij een even karig dagelijks maal als om het even welke sukkelaar die op zwart zaad zit in een ontwikkelingsland. In onze tijden voelen de behoeftigen zich al van bij hun geboorte geroepen om rijk te worden en op ons te gelijken, maar ik heb de indruk dat iedereen met een stamboom bereid is om hen zodanig op te voeden dat ze kunnen vermijden zich belachelijk te maken of vroegtijdig aan gulzigheid ten onder te gaan. 

Régis Jauffret, Microfictions, 525-526 – mijn vertaling