Zonsondergang met fles in Sint-Idesbald anno 1932
George Grard en Constant
Permeke speelden in Sint-Idesbald, waar Doornikenaar Grard was gaan wonen,
graag een partijtje petanque, samen met Paul Delvaux. Dit soort anekdotes mag
een recensent niet onbenut laten. Bijna buiten beeld (op het strand van Sint-Idesbald):
een mand met een aangebroken fles wijn. Gevulde glazen staan met hun voet in het
zand, tegen het omvallen. In silhouet, tegen het geweldige oranje van een zich
in nevels verliezende, ondergaande zon: drie petanque spelende heren. De
geluiden mengen zich gaarne, want er zijn er niet veel: zachte ploffen in het
zand, nauwelijks hoorbaar, af en toe een harde metalen tik, een discrete uiting
van goedkeuring of ontgoocheling, een instemmend gemompel, een gulle lach
(Permeke). Op de achtergrond murmelt de branding en nadert de zon de kim.
Straks zal het te donker zijn om verder te spelen. Dan zal de rest van de fles
verdeeld worden, en op weg naar huis zullen Grard, Permeke en Delvaux, die het
korfje met de petanqueballen draagt, praten over het schilderij dat Constant
vandaag heeft aangezet en over het beeld dat George heeft laten transporteren.
George Grard, De zee (foto: Sally Vetters) |
Constant Permeke, Mari-Lou |
Onlosmakelijk met de
hechte vriendschap verbonden, was er de artistieke relatie van wederzijdse
beïnvloeding. Grard en Permeke verschillen nogal. Permeke begon pas in 1935 met
beeldhouwen. Daarvoor ging hij onder andere bij Grard te rade. Grard was op dat
ogenblik, onder invloed van de Fransman Maillol, al in beslag genomen door zijn
passie voor het vrouwelijke naakt. Permeke, die hetzelfde onderwerp koos, zou
hem in die richting aanmoedigen. Men kan er niet omheen: al Grards (grotere)
werken zijn variaties op dat ene thema. Het lijkt wel een obsessie. Sommigen
vinden het ongetwijfeld eenzijdig. Meteen valt ook het grote verschil op: waar
Permeke zijn beelden expressionistisch vervormde –‘ontmenselijkte’, zoals de
pleitbezorgers zegden van het zogenaamde animisme, waartoe ook Grard gerekend
werd –, daar bleef Grard veel dichter bij de realiteit. Zijn weergave van details
en gelaatsuitdrukkingen bleef braver, natuurgetrouwer. En toch: vrouwen zoals
Grard ze beeldhouwde zal niemand vinden. De anatomische verhoudingen lijken –
zeker in vergelijking met Permekes distorties – correct, maar ze zijn het
allesbehalve. Grards realisme ligt dus niet in een natuurgetrouwe interpretatie
van het model, of in elk geval slechts ten dele.
Waar het volgens mij wel
ligt, is in de zeer menselijke expressiviteit van de beelden: de
gelaatsuitdrukking, de lichaamshouding (soms veel méér zeggend dan de gelaten,
waaruit dikwijls alleen maar een bijna domme afwezigheid af te lezen valt), de
plaatsing van de handen. Grards beelden zijn ingetogen, verstild, kwetsbaar
ook. Uitbundigheid zal men er niet in aantreffen. Geen intense vreugde of
bodemloze wanhoop, geen wellust. Een enkele keer is er iets van een ingetogen,
in zichzelf gekeerde zinnelijkheid. (Behalve dan bij de beelden La terre en La rivière, waar het naakt bijna uitdagend bloot is, maar dan wel
met het aangezicht als gekweld verborgen achter de armen.)
In deze voorzichtige
zinnelijkheid is het verschil tussen Permeke en Grard het grootst. Permeke
incarneert in zijn beelden een ternauwernood beteugelde oerkracht, een moeizaam
bevochten verbondenheid met het transcendente of, al evenzeer, een tragische,
onafwendbare verbondenheid met het aardse. Grard daarentegen kent deze
getormenteerdheid niet. (Hij is de man die na een uitstekende gooi bij het
petanquespel op het strand hooguit even gniffelt.) Grard streeft naar een eenvoudige
weergave van pure schoonheid, en het vrouwelijke naakt is daar nu eenmaal de
beste instantiatie van. Permeke is metafysischer, en in die zin ook rationeler;
Grard is zachter (sommigen zullen zeggen: weker), werkt meer vanuit het gevoel
en is – niet alleen omwille van zijn thematiek – onmiskenbaar vrouwelijker.
Deze tekst verscheen in het oktobernummer 1991 van Kunst & Cultuur, het
inmiddels ter ziele gegane tijdschrift van wat toen nog het Paleis voor Schone
Kunsten heette, nu Bozar.