donderdag 24 oktober 2019

LVO 41



De verlokking van de stamboom, de fascinatie voor een familienaam. We willen weten waar we vandaan komen, wat van onze voorvaderen (en -moederen) tot in ons eigen bestaan is doorgedrongen. Het kleur van onze ogen, het gewicht van onze ziel, de omvang van onze buik, onze predisposities en talenten, de mate van onze opvliegendheid dan wel van onze neiging tot berusting, verzoening en lankmoedigheid. We spitten overgeleverde verhalen uit, gaan op strooptocht in archieven, laten kilometers microfilm op het negatiefscherm voor onze ogen passeren, ontcijferen de sierlijke archaïsche handschriften waarmee de kolommen van negentiende-eeuwse bevolkingsregisters zijn gevuld, slalommen van de ene verschrijving naar de andere, dansen de cijferdans van lange levens en vroege sterfgevallen, stoten ons pijnlijk aan de scherpe klippen van bastaardtelgen en ontwijken ternauwernood het venijnige zwiepen van doodlopende familietakken, zien overal onze naam opduiken en genieten van le plaisir de voir son nom imprimé.

We voelen ons belangrijk, ook al loopt het spoor, na een generatie of zeven tegen de pijl van de tijd in te hebben geleid, dood op een achttiende-eeuwse marktkramer of huurling of hopeloos analfabete landarbeider die her en der zijn diensten aanbood. Een ambachtsman – zilversmid, borstelmaker, leerbewerker, sabotier – is vaak nog de hoogste eer die te behalen valt. Zeldzaam zijn de in vroege middeleeuwen aan een welluidend klaterende adellijke bron ontsproten stambomen, met aan de kloeke stam gespijkerd een familiewapen, met banen en stroken in azuur en keel en goud.

Bepaalde malafide handeltjes drijven op onze hang naar belang: voor een flinke som krijg je per postpakket genealogisch materiaal toegespeeld – maar dat blijkt dan niet veel meer te zijn dan een uitdraai van iets wat je net zo goed zelf had kunnen opzoeken in het dichtstbijzijnde archief of op het internet. En wat heb je dan? Namen, data, hier en daar een extra fait divers of wapenfeit, een drolerie in de marge. Maar zelden krijg je in de vorm van iets waardoor die mensen echt tot leven komen waar voor je geld, iets wat kan bijdragen tot een sterker en preciezer beeld van je eigen identiteit...

Vier generaties per eeuw, en zo zijn er sinds de geboorte van Christus twintig geweest. Als je nog wat dieper graaft, tot zo'n honderd afstammingen ver, stoot je op een ondoordringbare humuslaag waar op den duur iedereen met iedereen verwant is. Het is een ontluisterende vaststelling, of bedenking, dat je nauwelijks honderd procreaties terug in de tijd bent ontsproten aan de bronst van een bloeddorstige Eburoon of een peulvruchtetende Menapiër. Of, wat later, van een wild om zich heen plaatselijke deernen bezwangerende Romeinse legionair, tijdens een van zijn testosterontochten door noordelijk Europa. En zoals we altijd nauwelijks zes handdrukken verwijderd zijn van zowat elke planeetbewoner die we op reis in Lahore of Timboektoe in het plaatselijke telefoonboek uitloten door onze wijsvinger ergens op een willekeurige bladzijde neer te planten, zo moet het ook via tentaculair veralgemeend stamboomonderzoek aantoonbaar zijn dat we allemaal familie van elkaar zijn, ook met die getatoeëerde bullebak die wat verderop in de straat op zondag zijn gazon afmaait of met die collega op het werk die het vertikt om de groet te beantwoorden die je uitspreekt wanneer je 's ochtends het landschapskantoor betreedt.


(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin