'In het al te luide tikken van de klok horen we de
spot van de eonen over de tijdsspanne van ons eigen bestaan.'39 En:
'Vermeld dient bovendien nog te worden dat op de kast in de woonkamer de
woonkamerklok op haar liefdeloze manier de uren telde...'40
Waar zijn de Leuvense stoof, de doos met Lustige Kapoentjes, de kam waarmee bonne maman haar haar in een knotje bond
en de norse bril van bon papa (die
nu, na decennia uit, opnieuw in de mode is want we zien er goed
geklede en stevig bebaarde hipsters mee rondlopen)? Waar is de westminsterklok?
Hoelang heeft hij nog zijn Big Ben-melodie laten horen? Hoeveel nachten nog
heeft hij oorverdovend getikt in de duistere inkomhal van het kleine huis aan
de Koppelstraat of in een ander huis?
In niet meer dan hooguit een handvol voorwerpen leven
mensen voort. Of juister: de herinnering aan die mensen blijft daarin nog een
tijdje voortleven. De herinnering aan mensen die verdwenen zijn in de hoofden
van mensen die nog niet verdwenen zijn. Foto's zijn dan nog vaak de meest
meedogenloze stambewaarders. Maar ze verdwijnen, ze verdwijnen.
De dingen gaan teloor. Iets wordt verkeerd weggelegd,
of breekt, of wordt onbegrijpelijk. Een op de achterkant volgeschreven
ansichtkaart in een tweedehands boek, daarnet aangetroffen: 'de allerliefste
groeten van uw tante Jeanneke' – op de voorgrond van een niet nader
gespecificeerd, prototypisch Frans platteland staat een zonnebloem te
pierewaaien. Poststempel: juni 1973. Of neem die klasfoto, jongens in korte
broek, die in een doos op een rommelmarkt wacht op een gegadigde. (Wie zijn dan
die gegadigden? Wie koopt nu klasfoto's met daarop alleen maar onbekende
kinderen die nu onbekende volwassenen zijn geworden? Of die misschien al dood
zijn. Enkel mensen die voor dit soort van vervreemding een speciaal zintuig
hebben.) En daar, in die uitdragerij, zien we een uitermate naïef geborsteld
landschapje, het is bijna psychiatrische kunst, outsiderkunst, voorstellende een ven en wat bomen en daarboven
rozerode wolken (dat schildert makkelijk weg). Blijkens de signatuur in de
rechterbenedenhoek heeft hieraan een zekere 'Geha' enkele uurtjes van zijn
vrijetijd gewijd. Of misschien zelfs niet één uurtje.
Net als dieren spreken de dingen geen taal – en toch
lijken zij ons vaak iets te willen zeggen. Maar slechts weinig voorwerpen die
worden overgeleverd slagen erin ons een boodschap over te brengen. Ja, over beschavingen
en sociale stratificaties en beroepen blijken ze nog wel mededeelzaam, dat wel.
Maar wat zeggen ze ons over de individuen die hun eigenaar zijn geweest? Over
de liefde waarmee zij werden gemaakt of de zachtheid waarmee zij door een
levende mens werden gebruikt en gekoesterd? Of over hoe zij werden
veronachtzaamd en verwaarloosd? Neen, dat is veeleer zeldzaam. De mensen
verdwijnen, hun voorwerpen blijven nog een tijdje bestaan. Maar wat die
voorwerpen voor hun eigenaars of gebruikers hebben betekend, dat verdwijnt
meestal samen met die mensen.
39 Theodor W. Adorno, Minima Moralia, 164.
40 W.G. Sebald, Melancholische
dwaalwegen, 153-154.
Lees hier LVO vanaf het begin