zaterdag 26 oktober 2019

LVO 43



'In het al te luide tikken van de klok horen we de spot van de eonen over de tijdsspanne van ons eigen bestaan.'39 En: 'Vermeld dient bovendien nog te worden dat op de kast in de woonkamer de woonkamerklok op haar liefdeloze manier de uren telde...'40

Waar zijn de Leuvense stoof, de doos met Lustige Kapoentjes, de kam waarmee bonne maman haar haar in een knotje bond en de norse bril van bon papa (die nu, na decennia uit, opnieuw in de mode is want we zien er goed geklede en stevig bebaarde hipsters mee rondlopen)? Waar is de westminsterklok? Hoelang heeft hij nog zijn Big Ben-melodie laten horen? Hoeveel nachten nog heeft hij oorverdovend getikt in de duistere inkomhal van het kleine huis aan de Koppelstraat of in een ander huis?

In niet meer dan hooguit een handvol voorwerpen leven mensen voort. Of juister: de herinnering aan die mensen blijft daarin nog een tijdje voortleven. De herinnering aan mensen die verdwenen zijn in de hoofden van mensen die nog niet verdwenen zijn. Foto's zijn dan nog vaak de meest meedogenloze stambewaarders. Maar ze verdwijnen, ze verdwijnen.

De dingen gaan teloor. Iets wordt verkeerd weggelegd, of breekt, of wordt onbegrijpelijk. Een op de achterkant volgeschreven ansichtkaart in een tweedehands boek, daarnet aangetroffen: 'de allerliefste groeten van uw tante Jeanneke' – op de voorgrond van een niet nader gespecificeerd, prototypisch Frans platteland staat een zonnebloem te pierewaaien. Poststempel: juni 1973. Of neem die klasfoto, jongens in korte broek, die in een doos op een rommelmarkt wacht op een gegadigde. (Wie zijn dan die gegadigden? Wie koopt nu klasfoto's met daarop alleen maar onbekende kinderen die nu onbekende volwassenen zijn geworden? Of die misschien al dood zijn. Enkel mensen die voor dit soort van vervreemding een speciaal zintuig hebben.) En daar, in die uitdragerij, zien we een uitermate naïef geborsteld landschapje, het is bijna psychiatrische kunst, outsiderkunst, voorstellende een ven en wat bomen en daarboven rozerode wolken (dat schildert makkelijk weg). Blijkens de signatuur in de rechterbenedenhoek heeft hieraan een zekere 'Geha' enkele uurtjes van zijn vrijetijd gewijd. Of misschien zelfs niet één uurtje.

Net als dieren spreken de dingen geen taal – en toch lijken zij ons vaak iets te willen zeggen. Maar slechts weinig voorwerpen die worden overgeleverd slagen erin ons een boodschap over te brengen. Ja, over beschavingen en sociale stratificaties en beroepen blijken ze nog wel mededeelzaam, dat wel. Maar wat zeggen ze ons over de individuen die hun eigenaar zijn geweest? Over de liefde waarmee zij werden gemaakt of de zachtheid waarmee zij door een levende mens werden gebruikt en gekoesterd? Of over hoe zij werden veronachtzaamd en verwaarloosd? Neen, dat is veeleer zeldzaam. De mensen verdwijnen, hun voorwerpen blijven nog een tijdje bestaan. Maar wat die voorwerpen voor hun eigenaars of gebruikers hebben betekend, dat verdwijnt meestal samen met die mensen.

39 Theodor W. Adorno, Minima Moralia, 164.
40 W.G. Sebald, Melancholische dwaalwegen, 153-154.


Lees hier LVO vanaf het begin