22 januari 2002
‘Het leven heeft geen zin.’ Als
dat jouw inzicht is, waarom zie je dan niet in dat het dan ook geen zin heeft
om uiting te geven aan dat inzicht of om er naar te leven?
*
Droom: Ik ben op een camping. G.
is bij mij. Hij haalt een kokervormig, schijnbaar alleen uit een lens bestaand,
fototoestel uit mijn tas en vraagt of hij een foto van mij mag maken. Ik zeg
dat hij dat niet mag, maar ik maak een foto van hem. Oedipus!
*
Portret van enkele ‘gewone’
Brusselaars die op plaatsen die voor hen belangrijk zijn hun verhaal doen
(RTBf). Aangrijpende televisie. Met gedurfde, erg lange stiltes.
Een wat verlepte alleenstaande
vrouw vertelt over haar verdriet. Ze is gelukkig, zegt ze, maar ze weent. De joie, zegt ze, maar het klinkt niet
erg geloofwaardig. Haar ‘plaats’ is een binnenplaatsje waar een gebeeldhouwde
voet uit een muur steekt.
Een man staat aan een tramhalte.
Hier heb ik ooit, de enige keer in mijn leven, de laatste tram gemist, vertelt
hij. Mijn vriendinnetje was er bij. Het is tien jaar geleden. We waren samen
naar een film geweest en ik had er alles voor gedaan om haar die laatste tram
te doen missen. Natuurlijk omdat ik wou dat ze dan met mij mee zou gaan. Pour passer la nuit ensemble. Maar ze
wilde niet. Liever ging ze het hele eind te voet naar huis. En dus ging ze, die
richting op. Ik ging alleen naar huis, comme
un con. En zij ging naar dáár (wijst in de tegenovergestelde richting).
Retorische stilte. Grijns. Maintenant
elle est ma femme.
Wat zou míjn plaats zijn, waar ik
míjn verhaal zou kunnen vertellen – en welk verhaal zou het zijn?