zondag 6 maart 2016

vierenvijftig 147


28 februari 2016

zondag

NULNUMMER

Het nulnummer is de laatste roman geworden van Umberto Eco. Een groot succes – zoals indertijd De naam van de roos en, in de slipstream daarvan, De pendel van Foucault, dat zonder die slipstream nooit mainstream had kunnen worden (wie is daar ooit aan begonnen en er niet door geraakt?) – is Het nulnummer zeker niet geworden want ik heb het een maand of vier geleden op de kop weten te tikken in de outlet van De Reyghere, zeg maar de opvolger van de hier in Brugge ter ziele gegane De Slegte – maar met dezelfde gerante, dus dat voelt als thuiskomen. Een eerste druk dan nog, dus veel potten heeft die roman zeker niet gebroken.

Vreemd is dat. Een meesterwerk is het niet, maar een miskleun al evenmin. Verre van.

Eco brengt in Het nulnummer een aantal unconvenient truths samen over het hedendaagse mediabedrijf. Een redactie draait proef, met het oog op een aanstaande publicatie. Ze steken een krant in elkaar, voortbouwend op de criteria die vandaag gehanteerd worden, ook door de zogenaamd serieuze pers. Eco trekt een en ander een beetje op flessen, maar zijn kijk op de zaak is ontluisterend – om niet te zeggen vernietigend.

Onnodig te zeggen dat onze semioloog de kans niet heeft laten liggen om op de achtergrond een schimmige potentaat op te voeren, de Commandeur, een figuur die onmiskenbaar is geïnspireerd door Silvio Berlusconi die, zoals we weten, de media in zijn zak had en bij wie de burgemeester van Antwerpen, zeker voor wat dát betreft, vast en zeker in de leer is geweest. Qua boenga-boenga verschillen ze allicht nog wel enigszins.

Eén voorbeeld. Een van de redacteurs is bezig met een nogal fantastisch maar blijkbaar toch ook voor sommigen heikele waarheden bevattend onderzoek naar de dood van Mussolini en de moord op Johannes-Paulus I. Hij moet zijn ijver duur betalen: in een obscuur Milanees steegje wordt hem een mes in de rug geplant. De zaak wordt doodgezwegen want de nieuwe krant wil de opdrachtgevers van deze laffe vergelding niet tegen zich in het harnas jagen. Maar een week later verschijnt er – min of meer toevallig – een BBC-documentaire op tv waarin zowat alles wat de reporter had aangekaart haarfijn wordt uit de doeken gedaan. Deze onthulling passeert onopgemerkt, iedereen zwijgt het dood, het publiek hult zich in totale onverschilligheid: het is al lang gewoon aan maffieuze praktijken en malafide politici. De reporter is met andere woorden voor niets gestorven. (Umberto Eco, Het nulnummer) ¶