maandag 3 november 2014

zomer veertien 70



30 augustus

Toen hij terugkeerde van zijn reis met zijn Annie naar Corsica, liet Pierre Plum op zijn wall weten dat iedereen welkom was in zijn huisje aan de Moervaart in Moerbeke. Ik besloot daar op in te gaan en kijk, nu ben ik de eerste die het ook effectief doet. Ik hecht er belang aan om, zo laat ik Pierre weten, die virtuele contacten met mensen voor wie ik iets voel of wiens werk ik waardeer om te zetten in een reële ontmoeting. Ça passe ou ça casse, maar dan heb ik tenminste de toets met de realiteit aangedurfd. En hoe je het draait of keert: lichaamstaal, blikken, een warme handdruk zijn toch onvervangbare bestanddelen van een vollediger contact dan een waarin komma’s, het wit tussen de regels en ‘vind ik leuk’s de toon zetten. We worden warm onthaald in Moerbeke. ’t Is inderdaad een paradijsje daar aan de Moervaart. Mihoen valt in geen velden of wegen te bespeuren maar Sammy, de groene specht, laat zich wel even horen. (Als het Sammy was.) Ik ken Mihoen en Sammy van de Facebookstukjes van Pierre, waarin het behalve over zijn vrienden in de tuin ook over Lacan, Shakespeare, Valéry gaat: een heel andere fauna. Ik lees nu al een jaar of twee die stukjes met aandacht en zeer veel plezier. Ze bulken van de eruditie en de ironie, ze stralen een levenslust-tegen-beter-weten-in uit, ze hebben gemaakt dat ik zeer benieuwd was naar wie deze man is. En ook Annie, zijn vrouw, die hij af en toe eens ter sprake brengt. Zo die ene keer dat hij boos op haar was omdat ze het belachelijk vond dat hij opeens verstoppertje wilde spelen.

 
We krijgen eerst een kleine rondleiding in de tuin, die buitengewoon goed verzorgd is en zonder enige afsluiting of scheiding aan de vaart paalt. Het kleine bootje waarvan in een van de stukjes sprake was, ligt aangemeerd. Binnen, in een zaaltje waar vroeger jenever werd gestookt, krijgen we een rondleiding in de bibliotheek. De boeken – ‘In Gent staan er nog drie keer zoveel!’ – staan in Ikea-rekken die los in de ruimte staan opgesteld. Een van de kasten is de Pléiade-kast. Goed gevuld. In een andere kast staat een collectie Loeb Classical Library. Proust en Kafka delen een rek dat tegen de muur staat – alsof die rekken te duur zijn om alleen te bewonen. We nemen plaats in de rommelige, gezellig-doorleefde woonkamer. De hele tijd blijven, hoewel het buiten toch niet bepaald warm is, zowel voor- als achterdeur openstaan. Het gesprek waaiert uit vanuit personalia over achtergronden naar gemeenschappelijke kennissen. (…) We hebben het uiteraard ook over schrijven voor een virtueel publiek, over de maskerings- en fictionaliseringsstrategieën die daarbij aan de dag worden gelegd. Literatuur en film passeren de revue. We bezondigen ons enigszins aan namedropping maar in deze omgeving mag dat. Namen zijn belangrijk, weet Pierre van Lacan: laat de signifiants maar hun werk doen. We hebben het onder meer ook over de ijzeren neus van Tycho Brahe (…). Ik neem Pierre mee naar buiten voor een korte fotosessie. En dan gaan we aan tafel: ham met meloen, en vervolgens een maal met snijbonen, tomaat en spek. De hele namiddag wordt de wijnfles gul gehanteerd.