Wanneer ik onder de elektriciteitsmast door rijd, valt mijn radio uit. Ik denk nog, straks gaat ie weer, maar neen: de batterij is op. Ik was net naar een niet onaardig liedje van Sarah Bettens aan het luisteren en aan het denken dat ze nu misschien wel gelukkiger is nu ze zich heeft geout – dat soort gedachten. Een koppel boerenzwaluwen wentelwiekt laag tegen de grond voorbij en dat maakt míj dan weer gelukkig. Ik kom D en B tegen die ook een fietstochtje aan het maken zijn. Ze zijn naar Maldegem, Moerkerke en Damme geweest en zien er ook al gelukkig uit. Iedereen is gelukkig.
Ik doe m’n kleine toertje van zes kilometer vanwege het onstabiele weer en de harde wind: liever een afwisseling van tegenwind en wind mee dan eerst een kilometer of twintig tegen de wind in de ploeteren. Ik háát tegenwind, zeker als er geen rug vóór me is om me achter weg te stoppen, waarna ik dan weer de genoegdoening kan hebben die gepaard gaat met de generositeit van zelf weer eens een stukje kop te trekken: dat wordt altijd gewaardeerd. Neen, wij doen niets voor niets. Klein parcours, dat betekent: rijden tegen het gemiddelde. Dat gaat zo. Kies een vast punt uit op het parcours, bij voorkeur vlak bij het eindpunt – en dat is dan weer het punt dat het dichtst bij huis ligt, waar je het parcours verlaat. Vertrek niet te snel. Kijk welke gemiddelde snelheid je hebt wanneer je de eerste keer voorbij dat uitgekozen punt komt. In mijn geval was dat 27,80. En draai dan je rondjes, zodanig dat je altijd op dat punt een hogere gemiddelde snelheid kunt noteren. (Mentaal noteren, weliswaar.) Dat is een goede stimulans, een prettig duel tussen enerzijds de aandrang om telkens je dat punt passeert gewoon meteen naar huis te fietsen en te douchen, en anderzijds de ambitie om er nog een rondje bij te doen en dat gemiddelde met nog enkele tienden, later honderdsten, op te krikken. Nu, echt koersen heb ik ook weer niet gedaan. Niet genoeg in elk geval om niet ten volle te genieten van het prachtige licht: hoe het op het groen van de weilanden en het wit-rood van de gebouwen valt, die dan weer fel afsteken tegen de donkere onderkanten van de wolken. Wolken die voorbijzeilden. In het stuk waar ik, wind mee en zonder al te veel door te trappen, gemakkelijk 35 haalde, was er telkens weer zo’n wolkenschaduw die me inhaalde en achter zich liet. Met een snelheid van zo’n 50 of 60 per uur, schatte ik. Prachtig vind ik dat. Ingehaald en voorbijgestoken worden door een wolk.