We doen met z’n achten het grootste stuk van de Kanalendriehoek: Brugge-Gent van Steenbrugge tot Merendree; het Afwateringskanaal van Merendree tot Oostkerke; de Damse Vaart van Oostkerke tot Brugge (dat laatste stuk doen we dit keer niet, we snijden de hoek af vanaf Strobrugge). Bij de aanvang van de rit is de lucht zwaar en vochtig: het heeft de hele nacht geregend. Er wordt stevig doorgereden. R wordt gelost en dan weer opgewacht. In Oostwinkel aan de Veldekesbrug (?) worden we een paar minuten opgehouden omdat enkele oudstrijders een plechtigheid houden: de driekleur aan de vlaggenstokken en rond de pens van de burgemeester; een knarsende Brabançonne door een aftandse luidspreker. R houdt zijn helm op het hart. De inmiddels tevoorschijn gekomen zon wordt op het einde van de rit toch weer verdrongen door regenwolken. We houden halt in het café aan de kerk van Donk. R, D en nog een andere kerel wiens naam ik niet ken besluiten voort te rijden. Het gesprek gaat over klimmen en lichaamsgewicht. D legt uit hoe hij in anderhalve maand twaalf kilo is kwijtgespeeld. Ondertussen somt R de vier landstreken van Normandië op. Na de stop kiezen we voor de kortste weg huiswaarts. Die leidt langs Sijsele, het vanwege een rommelmarkt drukke Male en de saaie Maalsesteenweg.