Ik ben geen voorstander om rockconcerten te laten voorafgaan door een zogenaamde support act. Het vreet aan de energie die je nodig hebt om de plat de résistance naar behoren te savoureren. Maar ik kan begrijpen dat het een goede manier is om jonge en veelbelovende artiesten alvast eens te laten proeven van het betere werk. En daarom, vanuit een soort solidariteit, laat ik het over me waaien. Zoals gisterenavond in de Zénith in Parijs, waar we een grandioos concert van PJ Harvey bijwoonden. (En dat na a perfect day for Elise in een stralende Franse hoofdstad – méér moet het echt niet zijn.) Twee niet nader genoemde groepen mochten ons geduld op de proef komen stellen. (Dat ze niet nader werden genoemd, getuigt op zich al van niet al te veel respect voor zowel het publiek als de artiesten zelf.) De eerste groep, bestaande uit een onduidelijk brallend heerschap dat werd bijgestaan door een bedienaar van het samplertoestel, die bij enkele ‘songs’, of wat daarvoor moest doorgaan, ook al eens een drumstok ter hand nam, teisterde onze oren en uithoudingsvermogen slechts een dik halfuur. Dat viel dus nog mee. De tweede groep, door onze deskundige kompaan J ‘een typisch exponent van britpop’ genoemd, swingde al wat meer en ook langer uit de pan. Best genietbaar, maar geef mij er maar een lekker schuimloze pint bij in de pub waar deze jongemannen vast en zeker beter gedijen dan voor een zevenduizendkoppige massa die voor iets anders gekomen is en die deze opwarmertjes dus, zoals gezegd, enkel vanuit ‘een soort solidariteit’ voor lief neemt. Wat niet voor lief werd genomen – en het verheugt mij dat ik het hier mag melden – waren de reclameboodschappen die de onzichtbare Zénith-hand tussen de eerste en de tweede support act op een speciaal daartoe neergelaten filmdoek meende te moeten projecteren. De trailer van een historische avonturenfilm werd nog voor lief genomen: dat kan per slot van rekening met wat goede wil nog onder de noemer ‘cultuur’ worden geplaatst. Maar toen werd gepoogd de rockminnende massa – en daartussen zaten er beslist een paar duizend inrockuptibles, we bevonden ons tenslotte in Parijs tussen een vrij intellectueel publiek (PJ Harvey, nietwaar!) – te overtuigen van de noodzaak om een bepaald type snoep te vreten en een bepaald type jeans aan te trekken, steeg uit de zaal een niet mis te verstaan boegeroep op. Ik kan u verzekeren: dat deed deugd! Hier zag ik voor het eerst wat ik al zolang wens te zien: dat de massa zich uitdrukkelijk verzet tegen de reclame, en dat ze dat doet met méér dan een sticker op de brievenbus. Hier reageerden de mensen spontaan op de ervaring op een betuttelende manier geïndoctrineerd te worden – en onder indoctrinatie versta ik: de poging om iemand te beïnvloeden zonder dat die persoon over de vrijheid beschikt om zich aan die poging te onttrekken.
Maar goed, dat alles neemt niet weg dat het concert zélf, van de onwaarschijnlijke, PJ Harvey genaamde brok energie, buitengewoon goed was. Rock-’n-roll is here to stay! En hoort haaks op zoiets als reclame te staan.