De ploeg bestaat uit twaalf mannen die allemaal zwart-wit gestreepte gevangenispakken dragen en aan de enkels geketend zijn. Er is een bewaker met een geweer; zijn ogen zijn samengeknepen tot rode spleten ten gevolge van het felle licht. De ploeg werkt de godganse dag, ze komen opeengepakt in de gevangeniswagen kort na het aanbreken van de dag en worden in de grijze augustusschemering weer weggevoerd. De hele dag is er het geluid van houwelen die in de lemen aarde hakken, verzengend zonlicht en de lucht van zweet. En iedere dag is er muziek. Een donkere stem begint een melodie, half gezongen en als een vraag. Even later valt een tweede stem in en weldra is de hele ploeg aan het zingen. De stemmen zijn donker in de gouden gloed en de muziek is een complex van stemmingen, zowel somber als blij.
Carson McCullers, De ballade van het trieste café, 108-109