TÁR. 2/2 DE DISCUSSIE (2)
(dit is het vervolg van deze notitie: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/02/notitie-358.html)
Schoeters gaat ervan uit dat volgens Field, en volgens mannen in het algemeen, ‘elke sterke vrouw’ wel slecht moet zijn. Maar wie zegt dat Lydia Tár een sterke slechte vrouw is? Ze is, integendeel, een zwakke vrouw die behalve nare eigenschappen ook heel wat kwaliteiten heeft, die de controle over haar macht verliest en die zich niet kan handhaven in een totaal veranderde wereld die geen rekening wenst te houden met haar op een verjaard cultureel patroon gevestigde autoriteit. Schoeters schrijft dat Field Tár afschildert als een misdadigster. Maar wat doet Tár wat niet veel mannen én vrouwen in haar positie zouden doen? Er is in de film sprake van manipulatie en favoritisme, dus van machtsmisbruik, maar niet van gendergerelateerd seksueel misbruik. Tenzij je een buitenechtelijke bekoring als dusdanig zou kapittelen. Schoeters schrijft dat ‘vrouwen anders met macht omgaan’. Is dat zo? Lydia Tár geniet van haar status en glorieert, zij luistert niet naar de signalen, zij is hoogmoedig en valt. Letterlijk, trouwens, nadat ze als een Orpheus, wat ze als ‘mannelijke’ vrouw in een werk van fictie zeker kan zijn, haar muze is gevolgd in een onderwereldachtig sousterrain.
In haar opiniestuk heeft Schoeters het dan over haar ervaring met enkele vrouwelijke dirigenten. (Die heeft ze wel degelijk, maar die privé-aangelegenheid doet hier verder niet ter zake.) Stuk voor stuk plaatsen die zichzelf volgens Schoeters niet – zoals mannen, lees ik dan tussen de regels – boven het orkest: ‘in tegenstelling tot (oudere) mannelijke dirigenten zoeken vrouwen dat collectieve proces op’. Die hele alinea – u moet haar er maar eens op nalezen – bulkt van de clichés en de vooringenomenheid. Met de (impliciete) bewering dat mannelijke dirigenten hun orkestleden vernederen en ‘de componist in zijn hemd zetten’ zegt Schoeters dat mannelijke dirigenten niet doen wat dirigente Lydia Tár tijdens haar masterclass zegt dat dirigenten wél moeten doen. Tár zegt dat tegen de student die een aantal woke-issues debiteert om zijn afkeer voor Bach te rechtvaardigen. (Bach, in de voorstelling van die student een blanke heteroseksuele cisman van middelbare leeftijd die bovendien geen hoge pet op had van vrouwen en waarschijnlijk van zijn stoel zou zijn gevallen mocht hem het beeld van een lesbische, als man uitgedoste vrouwelijke dirigent zijn voorgespiegeld!) De door Gaea Schoeters als verraadster van haar sekse gebrandmerkte Lydia Tár zegt daar: dat de musicus zijn/haar/hun individualiteit en de bijhorende specificiteiten (homo/hetero, wit/van kleur, man/vrouw, gendergedefinieerd/genderfluïde, enzovoort enzovoort) moet achterlaten wanneer hij/zij/hun voor de componist staat. (Ik parafraseer uit het hoofd en vul het naar de geest onveranderde citaat een beetje aan.) Tár voegt er zelfs nog God aan toe: ‘voor de componist, en voor God’. Alsof een mannelijke, witte, heterofiele dirigent niet vanuit die instelling zou kunnen werken.
(Met mijn excuses voor het ingewikkelde gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden in de vorige zinnen – het leven wordt er niet eenvoudiger op.)
In diezelfde masterclass zet de klassiek en traditioneel geschoolde Tár zich uitdrukkelijk af tegen het hele woke-gedoe – en ik parafraseer opnieuw uit het hoofd: ‘Het narcisme van de nadruk op individuele identiteitsverschillen leidt tot een verpletterend conformisme.’ Wie de hele masterclassdialoog goed beluistert, kan volgens mij niet anders dan besluiten dan dat het Todd Field helemaal niet te doen is om het herbevestigen van de mannelijke superioriteit. Zijn scope is veel breder dan wat Schoeters vanuit haar vooringenomenheid in de film ziet – en ik schrijf in de hierna volgende zin ‘autoriteit’ en uitdrukkelijk niet machtsmisbruik want ik bedoel de autoriteit van de meester in een niet-egalitaire pedagogische context: de film Tár levert een commentaar op de corrumperende werking van macht, ongeacht of deze door mannen dan wel door vrouwen wordt bezet, maar ook, en niet minder, op het conflict tussen enerzijds een traditionele cultuur van (muzikale) geletterdheid en onvoorwaardelijke toewijding aan de instandhouding van een esthetisch en onvermijdelijk elitair westers cultuurideaal, en anderzijds een totaal veranderde wereld waarin de weigering om zich aan autoriteit te onderwerpen wordt verantwoord met individualistische besognes en wordt gefaciliteerd door toedoen van middels communicatietechnologie veralgemeende sociale controle. Oef, dat was wel een heel ouderwets-lange zin. Mijn excuses, ook voor de lengte van deze commentaar. Ik ben in een verkeerde tijd geboren.
Schoeters postte haar DS-stuk ook op Facebook, met daaraan voorafgaand deze zin: ‘welke lezing ik ook probeer, de bottomline blijft: de film is anti-vrouw, anti-woke en nog anti-klassieke muziek ook’. Welnu, van de drie anti’s die ze daar noemt, slaat ze er toch met zeker twee de bal mis. De film is helemaal niet anti-vrouw, en waar haalt Schoeters het dat hij anti-klassieke muziek zou zijn? Zelden heb ik meer de aandrang gevoeld om de muziek die in een film aan bod kwam te (her)ontdekken. Schoeters lijkt overigens graag te grossieren in anti’s. In de slotalinea van haar DS-tekst gaat ze helemaal los: ‘Dit is geen generatiekritiek, geen film die nuance zoekt, dit is een verdomd lepe manier om (op de kap van de klassieke muziek) een oeroude, reactionaire boodschap af te leveren: anti-elitair, anti-intellectualistisch, anti-woke, anti-cancelculture, anti-queer en anti-vrouw.’ Tja.
Ik ben het zeer eens met Philippe Clerick, die zijn voortreffelijke analyse besluit: ‘Tár wordt niet “gestraft omdat zij vrouw is”, zoals Schoeters dat verwoordt. Ze wordt gestraft omdat zij mens is.’
Gaea Schoeters: https://www.standaard.be/cnt/dmf20230201_97903606
Griet Vermassen: https://www.standaard.be/cnt/dmf20230207_98055703
Philippe Clerick: https://philippeclerick.blogspot.com/2023/02/gaea-schoeters-tar-en-woke.html
mijn bespreking van de film: https://pascaldigital.blogspot.com/2023/02/todd-field-tar.html