zaterdag 30 april 2022

notitie 171

(220429)

SLORDIG

‘Een beeld zegt meer dan duizend woorden.’ Deze gemeenplaats is maar al te waar – maar wat doe je als blijkt dat er meer aandacht uitgaat naar de illustratie dan naar de tekst die ze moet ondersteunen?

Facebook suggereert elke dag een ‘herinnering’ te plaatsen. Het gaat dan telkens om posts die je één (meestal één), maar ook twee of drie of nog meer jaar geleden hebt geplaatst. Het algoritme geeft de voorkeur aan posts – zo heb ik toch de indruk – die veel reacties hebben opgeleverd: likjes, hartjes, commentaartjes.

Ik maak zo goed als nooit gebruik van deze service. Ik post elke dag iets nieuws en heb dus voor nieuwe inhoud op mijn tijdlijn geen nood aan ‘herinneringen’. Maar eergisteren maakte ik een uitzondering omdat ik een ‘herinnering’ van liefst acht jaar geleden toch nog graag eens wilde ophalen. Het betrof mijn op 28 april 2014 geposte aankondiging dat ik voor een paar weken op reis zou vertrekken: met de fiets, Frankrijk rond. De door Facebook aangeleverde ‘herinnering’ bevatte naast de mededeling dat het om een ‘herinnering’ ging en mijn destijds geschreven aankondiging ook de door mij gebruikte illustratie: een kaartje van Frankrijk met daarop mijn geplande reisroute. Boven dit alles schreef ik: ‘Hier heb ik zeer goede herinneringen aan. En ja, daar schreef ik ook over. Hier staat een verslag’ – en dan de link naar het verslag dat ik op mijn blog plaatste (en dat ik hier nog eens van harte aanbeveel: https://pascaldigital.blogspot.com/2014/11/fietsreis-door-een-land-in-verval.html?fbclid=IwAR3LFD0H9ucKbZ9JEC-BEyEggcQouVT4jbnHGCRCokoZ0KvXOu3mA7SET20).

Ik dacht dat het duidelijk was. Er staat: ‘herinneringen aan’, niet ‘verwachtingen bij’. Ik dacht dat het duidelijk was dat ik een herinnering ophaalde aan een reis die ik toen zou maken en die ik effectief heb gemaakt. En in die mate is dat alles wel degelijk verleden tijd dat er, jawel, ook een verslag van is gemaakt.

Het was dus niet duidelijk. Dat bleek in de loop van de dag uit de talrijke reacties. De allereerste reactie, die bovenaan in de rij bleef staan, bewees dat mijn boodschap wel degelijk begrijpelijk was. Dat kon niet verhinderen dat de misverstanden eronder zich opstapelden – en dat onthult toch wel iets over de manier waarop velen omspringen met de aangeboden informatie. Slordiger dan ik had verwacht, eerlijk gezegd. Opvallend veel mensen wensten mij een goede reis! Zij hadden over mijn inleidende zin en over de Facebook-aankondiging dat het een ‘herinnering’ betrof heen gelezen. Ik vermoed dat hun aandacht vooral uitging naar het kaartje, en dat ze dan eventueel ook nog mijn tekstje van acht jaar geleden lazen.

Dit doet mij betwijfelen of mijn teksten wel goed gelezen worden. Dat is, ik moet het eerlijk bekennen, toch wel enigszins ontnuchterend.

Maar goed, zo gewichtig is het allemaal ook niet. Immer moedig voorwaarts! (Ik besef nu dat ik, door als illustratie bij dit stukje (‘SLORDIG’) het knipsel van de ‘herinnering’ te plaatsen, riskeer precies dezelfde misverstanden te veroorzaken…)

 


 

6446

Brugge, Dampoort - 220224

 

vrijdag 29 april 2022

facebookbericht 1140

Sinds hij uit dat konijn is gestapt, heb ik geen fiducie meer in de man die enkel zijn familienaam gemeen heeft met een denker (en zijn sportsloefen met een langeafstandsloper).

notitie 170

(220428)

EEN LEVEN LANG ZWIJGEN


In de nieuwe roman van Tom Lanoye trof ik een passage aan die perfect verwoordt waarover de film Les chatouilles gaat: ‘Ik had geen uitleg klaar voor al die jaren van stilte. Alle vorige kansen om in het reine te komen had ik laten passeren. Telkens weer had ik me laten herbesmetten door mijn eerdere zwijgen en zo was het steeds dieper ingekankerd.’ (De draaischijf, 431-432) Toevallig kwamen boek en film hier zowat gelijktijdig voorbij. (Over De draaischijf heb ik het misschien later nog eens.)

Les chatouilles gaat over hoe een jeugdtrauma tot diep in de volwassenheid zijn sporen kan trekken als het niet eerder wordt ‘verwerkt’. (Met de aanhalingstekens probeer ik mijn twijfel uit te drukken met betrekking tot wat dat verwerken dan inhoudt. Psychoanalyse? Traumaverwerking? Een liefdevolle relatie? Rechtspraak en publieke veroordeling van de dader?)

Odette wordt als achtjarig kind op grensoverschrijdende wijze benaderd door huisvriend Gilbert (Pierre Deladonchamps). Met vleiereitjes, zelfbeklag, beloftes, cadeautjes, vermaningen en alle andere geijkte tactieken van de pedofiel vergrijpt Gilbert zich aan het onschuldige en onmondige dochtertje van zijn goede vrienden. Niemand, ook zijn eigen echtgenote, komt op het idee om hem te verdenken – niemand is alert genoeg om het vreemde gedrag van het kleine meisje op de juiste manier te interpreteren. Een paar keer staat zij op het punt haar schroom en schuldgevoelens te overwinnen en de waarheid te zeggen, maar telkens wordt zij door haar bazige moeder de mond gesnoerd. Hoogst pijnlijke passages zijn dat. Bijvoorbeeld wanneer de moeder, nadat ze bloed in een kinderslipje heeft aangetroffen, vindt dat haar dochtertje wel erg vroeg haar maandstonden begint te hebben. ‘Dat is vreemd,’ zegt ze. ‘Ik kreeg ze pas toen ik zeventien was. Maar ja, dat was erg laat.’ Zo egocentrisch is die moeder, zo onvermogend om de jeugdigheid van haar dochter en haar eigen veroudering te aanvaarden.

De kleine Odette speelt puik. Zo goed als je het van een kind kunt verwachten, zeker in zo’n heikele rol. Maar de volwassen Odette speelt echt de pannen van het dak. Werkelijk een schitterende prestatie van Andréa Bescond, die ook mederegisseur is van deze bijzonder sterke film. (Mag ik veronderstellen dat zij zeer goed weet waarover zij spreekt? Op basis van wat ik gezien heb, mag ik dat niet – maar ik mag het wel vermoeden.) Het is verbluffend, hoe Bescond uiteenlopende emotionele registers bespeelt: speelsheid, verdriet, nonchalance, woede. De moeder (Karin Viard) zet, van haar kant, op zeer overtuigende wijze een buitengewoon onsympathiek mens neer – het moet gezegd!

De acteerprestaties mogen overtuigend zijn, de sterkte van de film zit nog meer in de montage, in de snelheid, in de schijnbare luchtigheid. Dit is zoals cinema vandaag moet zijn: geen moment verveling, het gaat razendsnel vooruit. De verschillende sequenties in heden en verleden worden aan elkaar gelast met spectaculaire overgangen, genre ‘jonge Odette verlaat haar kinderkamer en komt, als volwassene, een andere kamer binnen’. En dan komen de dansscènes er ook nog eens bij, decorloos en uitgepuurd, om de emoties van het hoofdpersonage weer te geven in een taal die wél spreekt daar waar woorden tekortschieten.

En het is niet alleen acteren en montage. Deze film gaat ook nog eens ergens over. De feiten zijn verjaard. Maar Odettes angsten zijn dat niet, zij moet er nog dagelijks mee leven. Hoe is het mogelijk dat Odette pas zo laat in haar leven tot de verwerking komt van wat haar is aangedaan? Hoe is het mogelijk dat zij zolang heeft gezwegen? (Hier komt dat citaat van Lanoye van pas.) Odette heeft moeten afrekenen met drugs, met een brokkenparcours in haar relaties, met een verstoorde seksualiteit, met een kapseizende carrière als danseres. En dan hebben we het nog niet gehad over de schade die in de omgeving is aangebracht. Die schade is ook niet verjaard.

Odette werd haar jeugd ontnomen. Kan zij haar leven terugwinnen?

 

Éric Métayer en Andréa Bescond, Les chatouilles (2018), nog tot 22 mei te bekijken op VRT NU

Tom Lanoye, De draaischijf (2022)

6445

220223

 

donderdag 28 april 2022

parallel 189

In de gesprekken rond een feesttafel zul je alleen nog een voornaam zijn, een steeds gezichtlozer voornaam, totdat je verdwijnt in de anonieme massa van een verre generatie.

Annie Ernaux, De jaren, 15

ǁ

Het leven ging toch al door alsof ik nooit had bestaan.

Tom Lanoye citeert Anton Tsjechov in De draaischijf, 442

wolken 4580-4583

wolkenfragmenten uit Tom Lanoye, De draaischijf

4580

Geen wolk te bespeuren behalve de langzaam verbredende condensstreep van een verloren gevlogen straaljager. (9)

4581

Het bouwwerk had onlangs zijn eerste lustrum mogen vieren als ‘eerste wolkenkrabber van heel België en het hoogste kantoorgebouw in heel Europa’. (157)

4582

Op de bank achter mij zit Lea verzaligd door het raam te kijken naar de panorama’s van haar vaderland, met zijn hangbuikwolken en wijdlopige rivieren, zijn robuuste bruggen en grenzeloze weiden. (280)

4583

‘Zie je daarginds, vóór ons, die zwarte donderwolken hangen?’ (280)

notitie 169

(220428)

WACHTZAAL

Samen met zeven andere personen – drie koppels en nog een enkeling – zit ik in de wachtzaal. De wachtzaal is een witte ruimte, met witte stoelen. Neonlicht. Een prikbord met mededelingen die door bijzonder weinig mensen worden gelezen, heb ik de indruk. Patiëntenrechten. Voedingstips. Coronamaatregelen.

Ja, de mondmaskerdracht is hier nog verplicht – en dat voelt al onwennig aan, nu de regels zowat overal versoepeld zijn. Het zal niet lang meer duren vooraleer die halfverborgen aangezichten in mijn nachtmerries zullen opduiken, heb ik het gevoel.

De personen die de patiënten vergezellen mogen het dokterskabinet niet betreden. Ook dat is: corona. Daardoor blijft de dame die op de witte stoel naast mij zit alleen achter nadat haar echtgenoot naar binnen is geroepen. Ze diept haar smartphone op uit haar handtas en houdt zich daar wat mee bezig. Tot de deur van het kabinet opengaat en een verpleegster vraagt wie mevrouw X is. Mijn buurvrouw veert recht. Of mijnheer X nog bloedverdunners neemt, wordt haar gevraagd.

Wanneer de verpleegster opnieuw verdwenen is, wendt mevrouw X zich tot mij: ‘Gôh, dat hij dat ook al vergeten is. Hij begint zoveel te vergeten. Hij zal toch niet dement worden?’

‘Misschien moet hij meerdere pillen innemen, en legt u ze voor hem klaar?’ opper ik. Dat blijkt het geval te zijn. ‘Dan is het toch niet verwonderlijk dat hij niet precies weet wat hij inneemt. Hij vertrouwt op u en is blij er niet zelf over te moeten nadenken.’ Dat lijkt mevrouw X enigszins gerust te stellen. ‘Misschien kunt u er eens een speciaal pilletje bijleggen?’ Dat is wat stout van me, maar de suggestie komt goed aan: ‘Ach, mijnheer, op onze leeftijd!’ De beleefdheid gebiedt mij niet naar die leeftijd te informeren, maar ze zegt het zelf: haar man is 87 en zelf is ze 86.

Ik heb niet erg veel zin in een gesprekje want ik wil terug naar mijn boek: De jaren van Annie Ernaux. Die zelf bijna zo oud is als de dame naast mij, realiseer ik me. ‘Dat zie je niet veel meer,’ probeert mevrouw X nog. ‘Iemand die een boek leest.’ Ik kan dat alleen maar beamen, maar ik hoed me ervoor een gesprek aan te gaan over ontlezing, concentratiebogen en de teloorgang van de westerse cultuur in het algemeen en de bellettrie in het bijzonder. Ik kan het ook maar beter niet hebben over het feit dat ik De jaren zelfs hérlees en dat ik er hier al eens over geschreven heb.

Ik weet niet waarom ik niet geneigd ben om mevrouw X in haar praatbehoefte tegemoet te komen. Misschien omdat ze wat eerder haar beklag had gemaakt over het feit dat het wachten zo lang duurde. Ze hadden, volgens de gemaakte afspraak, al een halfuur binnen moeten zijn. Ik had haar geantwoord dat die vertraging ook voor mij gold maar dat ik mij daar geen zorgen over maakte, blij als ik was dat we überhaupt de luxe van zo’n goede en voor een groot deel terugbetaalde geneeskunde hebben. Er waren mij bovendien ook beelden voor de geest gekomen van in puin gebombardeerde ziekenhuizen in de Donbas en wanhopige dokters. Ja, overwoog ik bij mezelf: die geneeskunde zorgt ervoor dat we zulke lange levens hebben en dus vele jaren om aan terug te denken. Bovendien maakt het voor mij geen verschil uit of ik hier in deze totaal witte wachtkamer zit te lezen of buiten op een bank in het park of thuis in mijn zetel. In mijn boek ben ik wég en dan maakt het niet uit. Dan is wachten geen verloren tijd. Ook dat is luxe.

De deur ging open en mijnheer X kwam naar buiten: het was mijn beurt. Ik zei vriendelijk goeiedag tegen mevrouw X en betrad het kabinet met de hoop op levensverlengende handelingen.

6444

220222

 

woensdag 27 april 2022

notitie 168

(220423)

VOOR BOER EN TUINDER

De lange wielersportreportages vormen een ideaal podium voor actievoerders. Ze glippen door de wijde mazen van een onmogelijk totale controle en kapen beelden die een ruime verspreiding krijgen op tv, op websites en in kranten. Ze gijzelen de organisatoren met de dreiging van blokkade. De eventuele sancties achteraf nemen ze er graag bij: die kosten kunnen nooit even hoog zijn als wat ze zouden moeten betalen om op reguliere wijze aan hun zaak een gelijkwaardige ruchtbaarheid te verlenen.

De parcoursen leiden door groene beemden, tussen de akkers door. In landschappen die, zoals de Boerenbond enkele jaren geleden middels overal opgestelde campagneborden propageerde, ‘dankzij de boeren in stand worden gehouden’ – ik parafraseer en slik mijn ergernis in.

In het voorbije voorjaar hadden de boeren zich met hun kloeke tractoren dreigend langs het parcours van onze geliefde koersen opgesteld. Tijdens de Ronde van Vlaanderen werden ze door de helikopter mooi in beeld gebracht. Ze bleven braaf op hun plek geposteerd. Op talloze plakkaten langs de weg stond hun boodschap, die dan ook overvloedig in beeld kwam: ‘Stop de waanzin!’ Daarmee beogen zij het landbouwbeleid van de overheid dat iets probeert te doen aan de ecologische schade die door de agro-industrie wordt aangericht. Pesticiden, watergebruik, erosie, stikstofemissie en ga zo maar door. Daaraan iets doen is volgens de boeren: waanzin. Ja, vanuit hun kortzichtig perspectief bekeken zal dat wel zo zijn.

In Nederland, tijdens de Amstel Gold Race, waren de boeren ook dreigend aanwezig. Maar met Limburgse hartelijkheid klonk hun boodschap al wat vriendelijker: ‘Niet vergeten: boeren en tuinders zorgen voor ons eten.’

Er was duidelijk een deal gesloten dat de televisie deze acties uitvoerig in beeld zou brengen. Niemand zou toch willen dat de wielerspektakels zouden worden onderbroken? Chantage dus, en de televisie, die vooral het volksvermaak moet dienen, zwicht.

Ondertussen hebben ook andere activisten de weg naar het scherm gevonden. Klimaatactivisten. Maar zij zijn niet machtig genoeg om deals af te sluiten. Zij klimmen bij de aankomst over de afsluiting, trekken hun overjas uit en hopen dat zij, achter de renners die naar de eindstreep spurten aan, met de boodschap die met grote zwarte letters op hun witte T-shirt is geschreven in beeld komen. Wat hun achter de streep te wachten staat, zal hun een zorg wezen die in het niet wegzinkt in vergelijking met de bezorgdheid die hen tot actie drijft.

En hoezeer valt het op dat de commentatoren aan deze actie niet de vergoelijkende woorden wijden die zij voor de boeren wél overhebben. 

 



 

© foto’s: Belga en edp (Het Nieuwsblad)

6443

220222

 

dinsdag 26 april 2022

getekend 411

 

notitie 167

(220426)

DE ZIEL VAN HET HUIS

Ik betreed voor de eerste keer het huis. De makelaar is er al. De vrouw die mij ontvangt heeft buiten de stad een huis gevonden waar ook een tuin aan is. Hier heeft ze altijd die tuin gemist. Ze is klaar om een lang hoofdstuk af te sluiten, klaar voor een nieuwe start.

Ze maakt een gebaar dat ze er een krop van in de keel krijgt als ze eraan denkt dat ze binnenkort dit huis zal verlaten. Dit gebaar zegt mij dat dit echt wel een huis is om graag in te wonen.

(Moeilijk om dat gebaar te beschrijven. De twee handen, de vingers gestrekt en wijzend naar de hals, maken vlak onder de kin een wapperend gebaar. Een glinstering in de ogen.)

Ik ben op huisbezoek. Dat wil zeggen: als kandidaat-koper bezoek ik dit huis. Ik val binnen in een intieme leefsfeer. Ik zie een vrouw die gehecht is aan het huis dat ze op het punt staat te verlaten. Achter te laten. Over te laten. Alle werk dat ze erin gestoken heeft, al die energie. Meer dan de helft van haar volwassen leven. Al die zorg. Als het huis er bewoond uitziet, niet uitgewoond maar bewoond, dan is het doordat zij het heeft bezield.

De warmte van de houtkachel. De nieuwe houten ramen. Het geïsoleerde dak. In dat alles is geld en energie geïnvesteerd – het zal allemaal achterblijven.

Op de bank in de woonkamer zit een knul van twintig jaar op zijn smartphone te scrollen. Hij is hier geboren.

Als ik zou besluiten om in dit huis te komen wonen, hoe moet ik dan de ziel ervan vervangen? Het is alsof ik het aan die vrouw verplicht ben dat ik haar zorgzaam bewonen van dit huis voortzet. Het is alsof zij daarvoor op mij rekent. Zij biedt niet alleen te koop aan, zij vertrouwt mij ook toe.

Het fornuis waarop talloze maaltijden zijn klaargemaakt. Het licht dat binnenvalt door de ramen van het atelier, en dat werd opgevangen in schilderijen. Uitgesleten trajecten op de geverfde plankenvloer. Van keuken naar tafel, van kast naar muur, van deur tot deur. De ingemaakte kasten die zullen achterblijven en die met andere spullen zullen worden gevuld.

De gesprekken, de feesten, de stiltes. De muziek die hier heeft weerklonken. Het geluk, de onenigheden. De steile trap die talloze malen werd beklommen. De afdaling naar de sleur van duizenden dagen. De twijfel, de uitzichtloosheid, het verlangen. De momenten van intens geluk waar ik nooit van heb geweten, van zal weten.

De schaduw van de bomen aan de overkant van de straat: hun kale kruinen, het frisse groen, het vallend blad.

Ik weet niet hoe ik mijn schroom moet overwinnen.

6442

J. in het Concertgebouw van Brugge - 220220

 

maandag 25 april 2022

notitie 166

(220422 en 220425)

TOCHTGATEN

De wereld verandert te snel. Dat heeft allerlei ecologische consequenties, maar ook psychologische. Ton Lemaire wijst in een van zijn boeken op de vervreemding die ons bekruipt wanneer we nog eens terugkeren naar het landschap van onze kindertijd. We herkennen het niet meer. Het is ons ontnomen. We voelen ons ontheemd. En in Tegen de tijd vertelt Lemaire met voelbare pijn dat een snelweg werd aangelegd dwars door het bos waarin hij als kind vaak speelde en zijn liefde voor de natuur opvatte.

Ik begrijp zeer goed waar Lemaire het over heeft. En ik denk dat zowat iedereen die nu leeft en ouder is dan twintig jaar dit begrijpt. Bevoorrecht zijn diegenen van wie de geboortegrond niet is verminkt.

Wanneer je terugkeert naar het land, de stad, de wijk, de straten waarin je opgroeide, kun je niet naast de verandering kijken. Maar die verandering heeft twee zijden. Uiteraard zie je de opzichtige toevoegingen en ingrepen waar je niet naast kunt kijken. Maar tegelijkertijd besef je dat je niet altijd ten volle beseft dat er ook dingen zijn verdwenen. Of je voelt dat iets is verdwenen, maar je weet niet meer wat. Hier stond een ander huis dan het huis dat er nu staat. Maar hoe zag dat eerste huis eruit? Daar was een perceel onbebouwd, je voelt dat een leegte tussen twee huizen is verdwenen. En stond hier vroeger niet een boom?

Het ongemakkelijke van verandering is dat veel ongemerkt moet wijken voor het nieuwe. Maar soms blijft iets staan, simpelweg omdat men vergat het weg te nemen, omdat het aan ieders aandacht is ontsnapt. Of omdat het op tijd werd herkend als iets van waarde. Dan blijft het bewaard, het is een verdwaalde tijdreiziger in een onherbergzaam heden. Dit zijn de kieren waardoorheen we nog iets van het verleden kunnen waarnemen, de tochtgaten van een verloren tijd.

Een verzakte betonnen schutting. Een bocht in de weg. Een bomenrij. Een boerderijtje dat men vergat af te breken.

In de Gemeneweideweg-Zuid, tussen de Engelendalelaan en de Astridlaan in Assebroek, bleven het witte kapelletje en de hulststruik waarin dat bouwseltje beschutting zocht bewaard. De boom erachter zal er misschien ook al hebben gestaan – maar dat weet ik niet zeker. Zowat al de rest binnen het blikveld is nieuw in vergelijking met zoals ik het hier heb gekend, toen ik te voet naar de lagere school ging. Late jaren zestig, begin zeventig van de vorige eeuw was dat. Dit was een zandweg. Links en rechts weiland. Op het eind, voorbij het kapelletje stonden op beide hoeken huizen. Op de linkse hoek was de IFA, uitgebaat door de Hondekeyns – we sloegen er ons snoep in. De school bevond zich aan de overkant van de gevaarlijke Astridlaan, tegenover het huis op de rechterhoek en naast waar nu dat huis staat in het verdwijnpunt van mijn beeld.

Ik herinner mij een winterse dag. Het had veel gesneeuwd. De grachten aan weerszijden van de landweg waren gevuld met stuifsneeuw. Daar ben ik ooit eens, spelend met andere kinderen, ruggelings in beland. Zonder erg. Sneeuw en vrieskou kwamen ook toen maar zelden voor. Maar het gebeurde nog wel. De landweg bestond uit mul zand in periodes van droogte, en anders was het een slijkboel waar je tussen de plassen door moest laveren.

6441

220219

 

wolken 4579

wolkenfragment in Ton Lemaire, Tegen de tijd

4579

Het beschikken over genoeg energie, het ten volle genieten van de dag, van zonlicht en wind en wolken, worden voorbereid in het donker van de nacht. (36-37)