maandag 16 november 2020

Annie Ernaux, De jaren

scherf 81

Het achterplat heeft het over een ‘vermenging van autobiografische fictie en sociologie’, en op de voorste binnenflap trompet John Banville, toch niet een van de minsten, dat De jaren ‘een mijlpaal’ is, ‘niet alleen in de kunst van de autobiografie maar in de kunst zelf’. Als aanbeveling kan het tellen en ik moet toegeven: Banville overdrijft niet. De jaren is een van de beste boeken die ik de voorbije jaren las. Annie Ernaux, die ik voorheen niet kende, schreef het in 2008, en topvertaler Rokus Hofstede maakte het in ons taalgebied toegankelijk voor Fransonkundigen of lieden zoals ikzelf die te lui zijn om de oorspronkelijke versie ter hand te nemen. Het moet geen sinecure geweest zijn om Les Années te vertalen. De vertaler moet in elk geval goed op de hoogte zijn van de hele Franse context en cultuur, zeker ook van de zogenaamde ‘lage’ cultuur want als product van een postmodern-structuralistisch geïnspireerd cultureel en intellectueel klimaat vermengt Ernaux deze uiteraard voortdurend met de zogenaamd ‘hoge’, waar zij ook in aanzienlijke mate van geproefd heeft.

Annie Ernaux, geboren in 1940, publiceerde dit autobiografie-achtige boek in 2008 nadat ze het meer dan twintig jaar had gedocumenteerd en er een vorm voor had gezocht. Deze zoektocht zelf komt tegen het einde aan ook ter sprake in enkele autoreferentiële passages (zie scherf 82).

 

Niet Annie Ernaux zelf maar de tijd is het belangrijkste thema van De jaren. En die ‘tijd’ heeft een dubbele, of zelfs drievoudige betekenis.

Ten eerste gaat De jaren over de concrete tijd van leven, vanaf 1940 tot 2007, waarop de auteur, die stilaan haar einde voelt naderen, terugblikt: de jaren die zij heeft geleefd en wat zij daarin als individu heeft meegemaakt, aangevoeld, ervaren.

Ten tweede gaat De jaren gaat over het cultuurhistorisch, politiek, sociologisch te duiden tijdvak waarin Annie Ernaux is terechtgekomen, en uiteraard ook het land en de sociale klasse waarin zij geboren is: eenvoudige komaf in het Normandische Yvetot; lerares in Annecy; geaccidenteerd seksueel parcours; moeder van twee zonen; gescheiden; een veel jongere tweede man; moeizaam verworven schrijversroem; consecratie uiteindelijk – en dat alles in de onschuldige jaren vijftig, de roerige jaren zestig, de gedesillusioneerde jaren zeventig, de verpauperende jaren tachtig, de onbenullige jaren negentig en de opnieuw erg onzekere jaren nul. Ondertussen zijn er de immense veranderingen die de maatschappij als gevolg van secularisatie, digitalisering (‘Met het digitale putten we de werkelijkheid uit.’ (211)), migratie, globalisering, veralgemeend consumentisme en nieuwe dreigingen heeft ondergaan. Wie De jaren leest, kan niet anders dan vaststellen hoe spectaculair grondig de Franse, ten zeerste met de onze vergelijkbare, samenleving de voorbije halve eeuw is veranderd. Om maar één voorbeeld te geven, tussen de talloos veel mogelijke: de manier waarop wij, overvoerd door een toevloed van mediakanalen en informatieprikkels, nu amper nog reageren op onheilstijdingen. Na een zoveelste terreuraanslag in Frankrijk, met name de bomaanslag op het metrostation Saint-Michel (in 1995, ik heb het moeten opzoeken want Ernaux geeft geen precieze data, waarmee zij te kennen geeft dat het haar meer om de algemene veranderingen gaat dan om de particuliere gebeurtenissen) – na die zoveelste terreuraanslag noteert Ernaux: ‘Er waren doden en gewonden, afgerukte benen. Maar de grote augustusvakantie kwam eraan, we hadden geen zin om bang te worden. (…) Wie, afgezien van de verwanten van de slachtoffers en de overlevenden, dacht nog terug aan de doden van station Saint-Michel (…), doden die sneller werden vergeten dan die van de Rue de Rennes, nu toch alweer negen jaar geleden, en zelfs dan die van de Rue des Rosiers, nog verder terug. Feiten vervlogen voordat men eraan toekwam het verhaal te vertellen. De onverschilligheid nam toe.’ (180-181) (‘We waren ludiek.’ (152)) (‘In het koortsachtige over-en-weergepraat was er niet genoeg geduld voor verhalen.’ (217))

Ten slotte, en niet het minst, gaat De jaren ook over de tijd als tijdsverloop in een algemene, abstracte zin, en over hoe een individueel persoon dat verstrijken van de tijd kan ervaren of beleven. Hier zijn de centrale noties: jeugdigheid, veroudering, de nadering van de dood en het definitieve gevoel tot een voorbije generatie te behoren, en geen aansluiting meer te vinden met diegenen die nu op hun beurt jeugdig zijn. Deze thematiek krijgt in De jaren nog een extra dimensie doordat jeugdigheid nu precies in de tijd van leven die Annie Ernaux heeft gehad door toedoen van de jaren zestig en het consumentisme op een groteske manier werd verabsoluteerd.

In dit onderdeel, tijdsverloop in abstracte zin, past zeker ook Ernaux’ vaststelling dat naarmate het leven vordert, het verleden zich verder terugtrekt. De nieuwe generatie heeft de oorlog niet meegemaakt: waar kort na de oorlog elke familiemaaltijd werd afgerond met de schalkse opmerking dat de moffen alvast dat lekkers niet meer konden afpakken, daar belandt het onderwerp ‘de oorlog’ steeds meer op de achtergrond, tot het uiteindelijk niet meer ter sprake wordt gebracht. Op het eind van de jaren zeventig: ‘Er werden vrijwel geen herinneringen meer opgehaald aan de oorlog en de bezetting, alleen bij de champagne en het dessert kwamen de oudsten van het gezelschap nog over de brug met wat anekdotes, waar we glimlachend naar luisterden (…). De band met het verleden vervaagde. Alleen het heden werd doorgegeven.’ (127). En wat later (nadat de walkman en de Atari-console hun intrede hebben gedaan): ‘Tijdens de feestlunches werden de verwijzingen naar het verleden steeds schaarser. (…) We leefden exclusief in de tijd van onze kinderen.’ (142) En vervolgens: ‘[m]idden jaren negentig, aan de tafel waar we voor een zondagmiddaglunch de binnenkort dertigjarige kinderen en hun vrienden-annex-vriendinnen hadden weten samen te brengen (…) deed het verleden er niet toe.’ (178)

Ook op het persoonlijke vlak krijgen verleden, heden en toekomst een andere invulling. Het verleden trekt zich alsmaar verder terug in foto’s die met een steeds grotere vervreemding worden bekeken, en met verwondering over het feit dat daar wel degelijk hetzelfde lichaam is te zien, maar dan in een veel jongere, onherkenbaar geworden versie. ‘Ze is verbaasd – ze heeft hetzelfde lijf gehouden sinds ze, rond haar zestiende, is gestopt met groeien.’ (165) Ook is er opeens veel minder toekomst, en: ‘Wat de toekomst vervangt, is een kwellend gevoel van urgentie’ (223), dat dan meteen het heden domineert. Ernaux vat zeer goed wat het betekent om ouder te worden en ze begrijpt dat ze haast moet maken met haar schrijfproject.

Eigenlijk komt het, wat dat tijdsverloop betreft, hierop neer, dat de tijd van richting lijkt te zijn veranderd – of juister, dat de verhouding tussen tijd en wereld lijkt te zijn omgekeerd. Wanneer ze op een foto van haarzelf haar eigen veroudering waarneemt, stelt Annie Ernaux vast: ‘Anders dan in haar tienertijd, toen ze er zeker van was dat ze van jaar tot jaar of zelfs van maand tot maand veranderde, terwijl de wereld om haar heen onveranderd bleef, voelt ze zich nu zelf onbeweeglijk in een wereld die voortjakkert.’ (220) Er heeft zich in haar een stolling voorgedaan, van de tijd, van haar leeftijd in zekere zin, waardoor ze kan zeggen: ‘Wat het meest in haar is veranderd, is haar perceptie van de tijd, van haar eigen situatie binnen de tijd.’ (222)

 

(lees ook over dit boek: scherf 80)

Annie Ernaux, De jaren (Nederlandse vertaling (2020) uit het Frans (Les Années, 2008) door Rokus Hofstede)