Mediakritiek
De coronacrisis heeft voor een momentum gezorgd. Blommaert: ‘De linkerzijde wil het momentum aangrijpen om daadwerkelijk een maatschappelijke verandering te bewerkstelligen. En de klassieke media, zij beweren over zichzelf dat zij hierin geen actieve rol spelen als kanaal van publieke communicatie. Een eigenaardige situatie is nu wel zeer duidelijk geworden. Enerzijds willen deze media zichzelf onzichtbaar maken als actor. Zij pretenderen gewoon informatie te verschaffen over een crisis. Maar anderzijds is het nu kristalduidelijk geworden dat zij wel het kader van A tot Z bepalen. Met andere woorden, het is een zeer pertinente vraag wat achter de schermen gebeurt. Het zijn de redacties die bepalen wat al dan niet relevant is, welke persoonlijkheden op de buis komen, welke vragen worden gesteld, etc. En dus welke gedachten aan bod zullen komen over waar we naartoe gaan na de crisis.’
En verder hierover, met een knipoog naar Vadderke: ‘De selectiemechanismen zijn gedreven door twee hoofdzaken. Enerzijds de jacht op kijkcijfers. Zowel de publieke als private zenders volgen eenzelfde logica. Anderzijds is het ook redelijk duidelijk geworden dat zowel journalisten als politici in één en dezelfde biotoop leven. De sociale verwevenheid tussen beiden is compleet. Het is zelfs onduidelijk geworden wie nu precies de ideologische klemtonen legt. We hebben nu journalisten die ons komen vertellen welk politiek DNA we bezitten. Dit proces van symbiose tussen journalistiek en politici kende de afgelopen jaren nog een versnelling door de mediaconcentratie tussen en binnen de monopoliegroepen. Met als meest gekend voorbeeld DPG-media, die sinds hun verhuis naar Antwerpen elke kritische noot heeft laten varen tegenover de heersende politieke machten.’
Blommaert zegt niet dat er een monopolie is van één mediaconcentratie, er zijn er (vooralsnog?) meerdere naast elkaar. De feitelijke situatie kan als volgt worden omschreven: ‘De media leven dus in een officieuze symbiose van vazalschap tegenover de politieke en economische machten.’ Geen wonder dat de klassieke media zenuwachtig worden door de opkomst van de sociale media. Enkel daar wordt er – naast heel wat onzin – kritiek geformuleerd over hun werking. En dat hebben die klassieke media niet graag. Het volstaat om in het archief van DSO eens alles op te vragen over Facebook. Dat medium wordt daar bijna eenzijdig als negatief voorgesteld. Er valt veel negatiefs over Facebook te zeggen, dat zal ik niet ontkennen, maar het is niet koosjer wanneer werkelijk elk incident en akkefietje wordt aangegrepen om dat medium in een kwaad daglicht te stellen. Op een nieuwsplatform dat zichzelf als objectief en betrouwbaar presenteert.’