zaterdag 14 november 2020

scherf 79

Fonkelend


Elke eerste maandagavond van de maand kwamen we samen. Achter de met betontegels geplaveide vlakte met enkele speeltuigen, twee basketbaldoelen en een volleybalnet verborg zich het groezelige en kille lokaal. Het was veel te groot. We namen plaats aan een tafel vlakbij de deur en gingen nooit dieper het zaaltje in. Waarom zouden we? Tegen een van de twee lange wanden stonden meer dan genoeg stoelen opgestapeld. In de hoeken van de ramen liet het stof van vele jaren zich in spinrag vangen, door een gebarsten ruit vloeide kilte binnen. De geluiden van de grootstad betraden de ruimte: een gehaaste patser met gierende banden, een blauw zwaailicht dat op weg was naar dood of redding. Neen, gezellig was het niet. Maar de school lag dicht bij het station en we hoefden niets voor het gebruik te betalen. Achteraf gingen sommigen van ons gezelschap zich warmen in een van de betere horecazaken in de buurt.

Die dag hadden we nog maar goed en wel plaatsgenomen en aanstalten gemaakt om aan het eerste punt van de agenda te beginnen toen een oud dametje, zonder eerst op de deur te hebben aangeklopt, voorovergebogen het lokaal betrad. Ze hield een rieten boodschappentas vast, mummelde een begroeting terwijl ze de vergadering rondde en zich begaf naar de onbezochte diepten van het lokaal, tot achter een houten scherm. Ze bleef gedeeltelijk zichtbaar, zodat ik kon zien hoe ze iets uit haar tas opdiepte en voor zich naar iets overbracht. Dit herhaalde ze enkele keren. Eerst nauwelijks hoorbaar, maar dan onmiskenbaar weerklonk een ritselend-fladderend geluid, en dan opeens de schrille zang van een vogel. Dan werd het opnieuw stil. Je hoorde enkel nog het nerveuze getik van vogelklauwtjes op het met papier afgedekte vloertje van een kooi. De vrouw nam plaats op een stoel en keek naar hoe het dier at en dronk. Het leek wel of ze ermee in een stomme conversatie verwikkeld raakte.

Toen het derde agendapunt werd aangesneden, stond onze bezoekster recht, deed nog iets achter het scherm en verliet het lokaal. Geschuifel, gemummel, de tocht die door de even geopende deur kwam aanwaaien. Na de vergadering – de andere leden van het gezelschap waren de passage van het dametje duidelijk vergeten – kon ik niet nalaten om eens achter het scherm te gaan kijken. Op een piëdestal stond inderdaad een kooi, met daarover een laken. Ik lichtte het laken op en schrok van de flikkering in het mij aanstarende kanarieoog.

In het café verkoos ik – omdat het ons te ver zou gevoerd hebben – de leden van het gezelschap die een trein later zouden nemen niet te vertellen wat ik achter het scherm had gezien en dat ik daarbij aan dat verhaal van Gustave Flaubert had moeten denken, over de Heilige Geest die zich in de gedaante van een opgezette papegaai met kralenogen openbaarde aan een stervende dienstmeid.


191105