donderdag 12 november 2020

scherf 77

Coronadromen


Het is nu al heel lang dat ik iets over corona wil schrijven, maar het kwam er maar niet van. Zowat iedereen was mij voor, wat zou ik daar nog aan kunnen toevoegen. Bovendien schaadt overdaad. Ik heb steeds vaker de neiging om in mijn lectuur en in mijn schrijven minder deprimerende zaken op te zoeken.

Als ik het al over corona zou hebben, dan interesseert mij vooral de politieke/ethische dimensie ervan en dreigt wat ik erover te zeggen heb topzwaar te worden. We worden op verschillende manieren uitgedaagd; zaken die wij ‘normaal’ vonden (en waar wij niet al te vaak over nadachten) zijn ter discussie komen te staan. Ik denk aan – en dit is een willekeurige en niet-exhaustieve greep – de parallellie tussen het ja dan wel neen willen dragen van mondmaskers enerzijds en de linkse dan wel rechtse ideologische aanhorigheid; aan de verschuiving van de grens in wat wij aanvaardbaar vinden als het om vrijheidsbeperking en controle gaat; aan de aantasting van ons evident vooruitgangsgeloof, wat gepaard gaat met een intense ervaring van kwetsbaarheid; aan het al dan niet kwantificeerbaar zijn van de waarde van een mensenleven – een issue dat op de proppen komt wanneer het gaat over de lastige kwestie van het ‘keuzes moeten maken’; aan de grondwettelijkheid van bepaalde maatregelen zoals bijvoorbeeld de avondklok.

Je zou er boeken over kunnen schrijven. Ik laat dat graag aan anderen over. Die boeken zullen zeker worden geschreven, maakt u zich daarover geen zorgen.

Ik wil het over iets anders hebben.

Wanneer dringt iets nieuws door tot in onze dromen? Heel lang heb ik gedroomd over mijn ouderlijk huis, en niet over de huizen waar ik sindsdien heb gewoond. Ik droom van vrienden die al geruime tijd mijn vrienden niet meer zijn, van scholen waar ik al lang geleden de laatste deur heb dichtgeslagen, van examens die ik niet meer hoef te maken, van deelnemen aan voetbalwedstrijden terwijl ik al twintig jaar geen voetbal meer speel. Het onbewuste is traag. Maar wat stel ik nu vast? Dat COVID-19 nu reeds voorbij de poortwachter van mijn droomfabriek is geraakt en een rol speelt in de flarden van dromen die ik ’s nachts sprokkel en tot de ochtend weet te bewaren.

In mijn dromen omhels of kus ik geen mensen niet meer, neem ik coronamaatregelen in acht, respecteer ik de social distancing. Ik heb corona geïnternaliseerd! Zo zag ik vannacht een vriend op de fiets voor het rood licht wachten. Ik fietste tot net naast hem, maar gaf hem niet – zoals ik ‘normaal’ gezien wel zou gedaan hebben – een schouderklopje ter begroeting, gewoon omdat ik achter mij de keurende blikken van onze controlerende medemens in zijn auto voelde priemen. We droegen, overigens, allebei heel keurig dat ellendige bleekblauwe mondmasker.

Waarop ik, badend in angstzweet, wakker werd nog voor het licht op groen was gesprongen.