Mijn toestand van half-waken-half-slapen kan als verzachtende omstandigheid worden ingeroepen, en laat ik dat dan ook maar doen. Toen ik afgelopen nacht door mijn vertrekken dwaalde, schrok ik van een door de lichtbron achter mij op de tegenoverliggende wand geprojecteerde schaduw van mijn lichaam. Of neen, ik moet preciezer zijn. Ik schrok niet van die schaduw, maar van de vorm van die schaduw, meer bepaald van het hoofd. Ik herkende in die vorm de massieve kop van mijn vader, die ondertussen toch al meer dan een decennium niet meer tot de levenden behoort. En ja, ik was op slag klaarwakker.