Ik was zeker al tweehonderd meter verder en pas dan kwam hij opdagen. ‘Meneer!’ Hij was me dat hele eind achterna gelopen en blijkbaar vond hij dat de moeite waard. Ik wist meteen waarover de jongeman het met mij wou hebben.
‘Waarom maakt u foto’s van ons?’
Tja. Goede vraag. Soms weet ik dat zelf ook niet, waarom ik foto’s maak. Vaak omdat iets mij mooi lijkt, opmerkelijk, het tonen waard. Soms omdat ik er al een verhaaltje bij begin te verzinnen. Ik ga een luchtje scheppen en kom graag met iets thuis.
Maar met mensen op de foto wordt het steeds moeilijker. Ze worden steeds minder graag gefotografeerd. Zeker als je hen niet om hun toestemming vraagt. Ze doen daar moeilijk over. Vandaar dat er op mijn foto’s heel vaak geen mensen te zien zijn.
Op de foto die deze jongeman mij had zien maken stonden er mensen. Hij was er een van. Ik had niet meteen een antwoord klaar.
Daarom begonnen we meteen over bladblazen. Want dat was het waarmee de jongeman en zijn collega bezig waren. De dag tevoren had ik het al danig op mijn heupen gekregen omdat het een hele werkdag had geduurd om het park aan de overkant van de straat bladvrij te krijgen. Zo’n werkdag duurt van acht tot zestien uur. En dan komt er ook nog eens zo’n bladzuiger achteraan: een tractor met een kar waarop zo’n slurfding voortdurend heen en weer over de samengeblazen bladeren gaat ten einde deze zuigenderwijs in de kar over te brengen. Die bladzuigkar is vandaag ook nog bezig want de vorige dag waren om zestien uur nog niet alle samengeblazen bladeren opgezogen.
Het werd me meteen duidelijk dat de mij achterna geholde jongeman het daar niet voor de eerste keer over moest hebben. Hij kende de litanie van de verwende en lawaaigevoelige burgerman, die bovendien op een gewone werkdag blijkbaar de tijd heeft om wandelingetjes te maken: waar het in godsnaam goed voor was; waarom het zoveel lawaai moest maken; dat niet alleen de mensen maar ook de dieren er hinder van ondervonden; dat zo’n bladblazer heel wat CO2 uitstoot; dat je er als Groendienstarbeider toch ook horendul van moet worden als je er de hele dag, wat zeg ik, de hele week voortdurend mee in de weer moet zijn.
Naar dat laatste argument had de man wel oren. Enfin, hij ontkende het toch niet. Zijn voornaamste pro-bladblazer-argument luidde dan weer: dat het gras eronder kapot zou gaan indien de laag rottende herfstbladeren niet zou worden verwijderd. Voor het overige voerde hij gewoon uit wat hem van hogerhand werd opgedragen. Naar dat argument had ik dan weer oren: mocht de jongeman worden opgedragen om de blaren gewoon te laten liggen, of om die lastige bomen om te zagen, of, ja, om gelijk wat te doen wat hij binnen de Groendienst geredelijk kon verwachten dat hem zou worden opgedragen, bijvoorbeeld de bladeren bijeenharken, hij zou het ook doen, grondig en degelijk. Tussen acht en zestien.
De jongeman had een nieuwsje voor me, heet van de naald. De stad heeft honderd elektrische en dus stillere en minder vervuilende bladblazers besteld. Daarmee gaat de Groendienst volgend jaar aan de slag. Wanneer die dekselse bladeren opnieuw van de bomen zullen zijn gevallen, daar valt nu eenmaal niets aan te doen.
Ik heb erover nagedacht of ik nu mijn foto al dan niet moet tonen. De arbeiders die erop te zien zijn spoken niets illegaals uit. Integendeel, zij voeren in overheidsdienst een hun toevertrouwde opdracht uit, en zij doen dat voortreffelijk: geen blad blijft ongeblazen. En wat hun privacy betreft, of wat het ook moge zijn wat die jongeman in gedachten had toen hij mij aansprak op het feit dat ik zonder zijn toestemming een foto met hem erop had gemaakt: die komt niet in het gedrang want beide mannen staan met hun rug naar de fotograaf gekeerd en zijn dus onherkenbaar.