dinsdag 10 november 2020

scherf 76

Afasie


Cliënt E. Busken en Sprakeloos hebben het thema van de afasie met elkaar gemeen.

Bij Lanoye is het de moeder, bij Brouwers de genaamde E. Busken, een in een zorginstelling geparkeerde intellectueel die niet meer kan spreken, die een behoorlijke staat van dienst kan voorleggen en die in een aantal opzichten aan Jeroen Brouwers zelf doet denken, ja zelfs misschien wel in het hoofd van Jeroen Brouwers Jeroen Brouwers is geweest.

Bij Lanoye krijgen we van buitenaf, geobserveerd door de zoon, een verhaal over een verleden; bij Brouwers is het, van binnenuit, een verhaal over het heden – zeker niet over de toekomst want die is er niet meer.

Bij Lanoye is het in grote mate ook een verhaal over het eigen schrijverschap, over het schrijven zelf van Sprakeloos. Ook bij Brouwers speelt dat autobiografische mee, in casu in de verhouding tussen de schrijver en zijn taal. Cliënt E. Busken gaat niet alleen, of zelfs niet in de eerste plaats, over oud worden. Het gaat over de teloorgang van taal (en waarheid), over verstomming, over het einde van een schrijverschap. Niet Brouwers' beste, daar ben ik het zeer zeker mee eens. Maar zeker ook niet zijn minste. Ik doe mijn hoed af voor de tachtigjarige die zoiets nog weet te presteren.

Het taalplezier, inderdaad. Maar vergeet ook de humor niet waarmee Brouwers dit gitzwart-sombere, totaal illusieloze boek 'draaglijk' maakt.

Tom Lanoye heeft geprobeerd om traan en lach samen te brengen in een zoete panacee. Dat is een zeer lovenswaardige onderneming, maar de dosering moet just zijn en ik vrees dat hem dat in deze moederhommage net niet gelukt is. Een van de oorzaken is de mateloosheid in bepaalde passages. (De uitweiding over ‘less is not more’ is cruciaal.) Toch koester ik veel bewondering voor dit boek, dat zeker een hoogtepunt is in zijn – voor zover ik het ken – oeuvre en een monument van de naoorlogse Vlaamse letterkunde. Canonabel, ongetwijfeld!

 

Tom Lanoye, Sprakeloos, 2009

Jeroen Brouwers, Cliënt E. Busken, 2020