Ze bood me nogmaals de petitfours aan, verontschuldigde zich
dat ze niet eerder nog eens had gepresenteerd. Ik telde ze, er lager er nog
vijf of zes op het schaaltje, ik besloot ze allemaal op te eten.
Fleur Jaeggy, De
gelukzalige jaren van tucht, 96
ǁ
Hij had haar zes suikerkoekjes zien verorberen, en de naam
van haar zonde was vraatzucht.
Jonathan Franzen, Kruispunt,
132