vrijdag 18 februari 2022

notitie 120

(220214)

 

GEEN MENING 

 

Ik hoorde gisteren via de podcast de aflevering van Touché met Rob van Essen, de door mij bewonderde auteur van onder meer Elektriciteit en Hier wonen ook mensen – dat zijn de enige boeken die ik tot dusver van hem las, maar er zullen er zeker meer volgen. Hij gaf een pleidooi voor het gebruik der zintuigen. Dat was een voor de hand liggende maar toch wijze les – niet alle wijze lessen liggen niet voor de hand. Het betekende niets ánders dan wat Van Essen zei: je hebt zintuigen, wel, gebruik ze. Proef, voel, luister, ruik en kijk. Hij heeft gelijk, misschien doen we dat te weinig. Misschien schrokken en slokken we te gulzig en gehaast en te veel; misschien zijn we lomp, ruw en dikhuidig; misschien zijn we doof voor wat anderen ons te vertellen hebben of gewoon simpelweg voor de zang van vogels; misschien is onze neus aseptisch verstopt; misschien hebben we te vaak de oogkleppen van ons eigen grote gelijk op en zijn we niet bereid de dingen vanuit een andere hoek te bekijken. Misschien doseren we dat alles niet goed en willen we van alles te veel en liefst nog alles tegelijk. Misschien beperken we ons gemakshalve tot het zintuig dat we het best beheersen. Als ik het voor mezelf bekijk, moet ik toegeven dat proeven, voelen en ruiken ondergeschikt zijn, dat ik vaak niet goed luister, en dat ik eigenlijk enkel mijn ogen echt goed gebruik. Denk ik toch. Maar misschien denk ik te veel. Hoewel, ik denk het eerlijk gezegd niet.

De boodschap van Van Essen is elementair. Hij heeft het over het materieel dat ons ter beschikking staat. Oscar van den Boogaard – toevallig ook een in België wonende Nederlandse schrijver – gaat een stap verder. Hij heeft het over wat je met je indrukken kunt of moet doen. Twee passages in het door mij gesmaakte boek Sensaties kunnen daarmee in verband worden gebracht. (Sensaties is een bundeling van columns die Van den Boogaard vlak voor de millenniumwissel voor diverse kranten schreef.)

Van den Boogaard haalt Douglas Coupland aan, die in Life after God stelt ‘dat al je belangrijkste herinneringen dateren van voor je dertigste’. Dat druist in tegen wat Van den Boogaard wil. Hij wil resoluut in het heden leven, los van het verleden. ‘Ik wil voelen. Nieuwe ervaringen en nieuwe herinneringen. Ik ben bang dat mijn zintuigen aan kracht verliezen. (…) Ik wil dingen zien die ik nog nooit heb gezien. (…) Ik probeer mezelf leeg te maken en te vergeten. Om naar de wereld te kijken alsof ik net geboren ben.’ (130) Dat is de ware spirit die volgens Van den Boogaard de kunstenaar moet inspireren: los staan van elke idée reçue, van elke gemeenplaats, van elke voorgekauwde mening. Meer nog: van elke mening tout court. Een absolute neutraliteit is geboden om werkelijk voor het nieuwe te kunnen openstaan, om volslagen zintuiglijke en niet door de geest beïnvloede ervaringen te kunnen opdoen. Op die veronderstelling dat iedereen, en bij uitstek de schrijver, verondersteld wordt om over alles altijd een mening te hebben, komt Van den Boogaard nog eens terug. Die dwang verengt de zintuigen die hij nodig heeft om de dingen werkelijk te registreren: ‘ik heb geen standpunt, anderen vinden de dingen op een gegronde manier, de journalisten, de wetenschappers, de historici, ik ben gewoon een man met angsten en verlangens, nu eens hou ik me hier op, dan weer daar, ik laat me aantrekken en afstoten, zo leid ik mijn leven, zo schrijf ik mijn boeken, en zo blijft het leven voor mij interessant.’ (150-151) Geen mening, geen oordeel, een volslagen neutraliteit. Ik weet niet wat ik daarvan moet denken.

 

Oscar van den Boogaard, Sensaties, 2000