donderdag 3 februari 2022

notitie 105

(220131)

SPREEUWEN

 

Een van de redenen waarom ik graag woon waar ik woon is dat ik een mooi uitzicht heb. Ik heb zelfs twee mooie uitzichten. Vooraan zie ik vanop mijn derde verdieping de eeuwoude bomen van het park, en achteraan kijk ik behalve over het huizenblok en het groen daar middenin uit over een verte, waar onder andere de windmolens van de Brugse binnenhaven goed zichtbaar zijn.

Die beide uitzichten schenken mij een ruimtegevoel dat ik node zou missen indien het er niet zou zijn, indien ik bijvoorbeeld achteraan zou uitkijken op een luchtkoker en vooraan op een inkijk in de badkamer van een overbuur.

Vaak zit ik achterin mijn appartement te werken. Ik heb daar mijn bureau en een groot deel van mijn boekenverzameling – ik voel me er veilig en geborgen. En ik heb een uitzicht zonder inkijk. Luxe! Heel vaak kijk ik niet naar buiten. Maar soms onderbreek ik mijn lectuur of mijn schrijfschrijf, en dan mijmer ik weg terwijl ik naar een onbestemde verte kijk. En dan kan het gebeuren dat ik niet alleen een ontologische maar ook een ornithologische vreugde beleef.

Ik heb hier al het een en ander zien rond- en overvliegen. Mussen en merels en eksters en gaaien en kauwen en duiven en acrobatische mezen in de tuin en op de schoorsteen of in de goot van de achterburen. Maar ook: de ganzen die gakkend hun landing op het Stil Ende voorbereiden, en uiteraard ook slaaptrekkende meeuwen. Een paar keer al zag ik iets uitzonderlijks overvliegen: wilde zwanen, een ooievaar, kraanvogels. En een keer, hoog, zo hoog dat ik niet precies kon achterhalen wat het was, iets roofvogelachtigs. Volgens de eminente vogelkenner Jan Desmet, die hier bij mij om de hoek woont en die niet, zoals ik, af en toe eens toevallig naar buiten kijkt maar werkelijk systematisch met een verrekijker de lucht afspeurt, is van hieruit heel veel fraais te spotten want we zitten net ten zuiden van een zeer drukke trekcorridor. Maar dat is wetenschap en daar waag ik mij niet aan.

Vandaag zag ik in de verte, ik schat een kilometer van hier, een zwerm spreeuwen. U kent het wel: zo’n warrelende wolk van wel duizend zwarte stipjes die zwierend en zwenkend allerlei vormen aanneemt, zich splitst in twee wolken die opnieuw samenkomen, enzovoort. Af en toe zie je een filmpje van dat fenomeen met grote instemmende bewondering passeren op Facebook. Welnu, ik zag het vandaag écht.

Ik zag het vorig jaar ook al, herinner ik mij nu. Blijkbaar is het iets wat maar in een bepaalde periode voorkomt. Is het een soort van collectieve balts? Ik weet het niet. Het ziet er in elk geval heel erg speels en oneconomisch uit: hoeveel energie wordt daar niet geïnvesteerd in een volstrekt nutteloos luchtballet? Maar mooi is het wel.

Die golvende bewegingen. Die wisselende schakeringen. Dat splitsen en dat samenkomen. Minuten lang gaat het maar door, heen en weer, en niet een van die duizend die met een ander botst. Het kan niet anders of er moet een regisseur zijn. Hoe anders kun je verklaren dat die spreeuwenwolk achtereenvolgens vormt (en ik noteer nu wat ik zag): een slang, een hamer, een hart, een duikboot (zo’n compacte, zoals in The Yellow Submarine), een kapitaalletter S, een pijl, een dolfijn, een vraagteken (zonder punt), een gelijkheidsteken, een vis, een voet, een tekstballon (zonder tekst), een zeehond, een vuurwerkexplosie, een aambeeld, een vanuit de lucht gezien wielerpeloton met de vorm van een spermatozoïde, en dus eigenlijk ook een spermatozoïde, een boemerang, een vlinderdas (en niet een vlinder, vreemd genoeg), een rookpluim, een rog en, jawel, een vogel!

En dat laatste deed natuurlijk denken aan die lucky shot-foto van zo’n spreeuwenzwerm in de vorm van een vredesduif die een tijd geleden opdook. Die vorm heeft mijn zwerm ongetwijfeld ook aangenomen, maar ik heb het niet gezien.